Engels

Nederlands

Present

  • I expose
  • you expose
  • he/she/it exposes
  • we expose
  • you expose
  • they expose

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik stort uit
  • jij stort uit
  • hij/zij/het stort uit
  • wij storten uit
  • jullie storten uit
  • zij storten uit

Simple past

  • I exposed
  • you exposed
  • he/she/it exposed
  • we exposed
  • you exposed
  • they exposed

Onvoltooid verleden tijd

  • ik stortte uit
  • jij stortte uit
  • hij/zij/het stortte uit
  • wij stortten uit
  • jullie stortten uit
  • zij stortten uit

Present perfect

  • I have exposed
  • you have exposed
  • he/she/it has exposed
  • we have exposed
  • you have exposed
  • they have exposed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb uitgestort
  • jij hebt uitgestort
  • hij/zij/het heeft uitgestort
  • wij hebben uitgestort
  • jullie hebben uitgestort
  • zij hebben uitgestort

Past perfect

  • I had exposed
  • you had exposed
  • he/she/it had exposed
  • we had exposed
  • you had exposed
  • they had exposed

Voltooid verleden tijd

  • ik had uitgestort
  • jij had uitgestort
  • hij/zij/het had uitgestort
  • wij hadden uitgestort
  • jullie hadden uitgestort
  • zij hadden uitgestort

Future

  • I will expose
  • you will expose
  • he/she/it will expose
  • we will expose
  • you will expose
  • they will expose

Toekomende tijd I

  • ik zal uitstorten
  • jij zult uitstorten
  • hij/zij/het zal uitstorten
  • wij zullen uitstorten
  • jullie zullen uitstorten
  • zij zullen uitstorten

Future perfect

  • I will have exposed
  • you will have exposed
  • he/she/it will have exposed
  • we will have exposed
  • you will have exposed
  • they will have exposed

Toekomende tijd II

  • ik zal uitgestort hebben
  • jij zult uitgestort hebben
  • hij/zij/het zal uitgestort hebben
  • wij zullen uitgestort hebben
  • jullie zullen uitgestort hebben
  • zij zullen uitgestort hebben

Conditional present

  • I would expose
  • you would expose
  • he/she/it would expose
  • we would expose
  • you would expose
  • they would expose

Conditionalis I

  • ik zou uitstorten
  • jij zou uitstorten
  • hij/zij/het zou uitstorten
  • wij zouden uitstorten
  • jullie zouden uitstorten
  • zij zouden uitstorten

Conditional perfect

  • I would have exposed
  • you would have exposed
  • he/she/it would have exposed
  • we would have exposed
  • you would have exposed
  • they would have exposed

Conditionalis II

  • ik zou hebben uitgestort
  • jij zou hebben uitgestort
  • hij/zij/het zou hebben uitgestort
  • wij zouden hebben uitgestort
  • jullie zouden hebben uitgestort
  • zij zouden hebben uitgestort

Imperative

  • you expose
  • you expose

Imperatief

  • jij stort uit
  • jullie stort uit

Verwijzingen

Bekijk 11 definitie(s) van expose