Vervoeging van flakkeren

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het flakkert
  • zij flakkeren

Präsens Indikativ

  • er/sie/es zuckt
  • sie zucken

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het flakkerde
  • zij flakkerden

Präteritum Indikativ

  • er/sie/es zuckte
  • sie zuckten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft geflakkerd
  • zij hebben geflakkerd

Perfekt Indikativ

  • er/sie/es hat gezuckt
  • sie haben gezuckt

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had geflakkerd
  • zij hadden geflakkerd

Plusquamperfekt Indikativ

  • er/sie/es hatte gezuckt
  • sie hatten gezuckt

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal flakkeren
  • zij zult flakkeren

Futur I Indikativ

  • er/sie/es wird zucken
  • sie werden zucken

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal geflakkerd hebben
  • zij zult geflakkerd hebben

Futur II Indikativ

  • er/sie/es wird gezuckt haben
  • sie werden gezuckt haben

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal flakkeren
  • zij zullen flakkeren

Futur I Konjunktiv II

  • er/sie/es würde zucken
  • sie würden zucken

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben geflakkerd
  • zij zullen hebben geflakkerd

Futur II Konjunktiv II

  • er/sie/es würde gezuckt haben
  • sie würden gezuckt haben

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van flakkeren