Vervoeging van flakkeren
Onbepaalde wijs (infinitief): flakkeren
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het flakkert
- zij flakkeren
Présent
- il/elle frémit
- ils/elles frémissent
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het flakkerde
- zij flakkerden
Indicatif imparfait
- il/elle frémissait
- ils/elles frémissaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft geflakkerd
- zij hebben geflakkerd
Indicatif passé composé
- il/elle a frémi
- ils/elles ont frémi
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had geflakkerd
- zij hadden geflakkerd
Indicatif plus-que-parfait
- il/elle avait frémi
- ils/elles avaient frémi
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal flakkeren
- zij zult flakkeren
Indicatif futur
- il/elle frémira
- ils/elles frémiront
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal geflakkerd hebben
- zij zult geflakkerd hebben
Indicatif futur antérieur
- il/elle aura frémi
- ils/elles auront frémi
Conditionalis I
- hij/zij/het zal flakkeren
- zij zullen flakkeren
Conditionnel présent
- il/elle frémirait
- ils/elles frémiraient
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben geflakkerd
- zij zullen hebben geflakkerd
Conditionnel passé (1ère forme)
- il/elle aurait frémi
- ils/elles auraient frémi