Vervoeging van flankeren

Vertaling: to flank

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik flankeer
  • jij flankeert
  • hij/zij/het flankeert
  • wij flankeren
  • jullie flankeren
  • zij flankeren

Present

  • I flank
  • you flank
  • he/she/it flanks
  • we flank
  • you flank
  • they flank

Onvoltooid verleden tijd

  • ik flankeerde
  • jij flankeerde
  • hij/zij/het flankeerde
  • wij flankeerden
  • jullie flankeerden
  • zij flankeerden

Simple past

  • I flanked
  • you flanked
  • he/she/it flanked
  • we flanked
  • you flanked
  • they flanked

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geflankeerd
  • jij hebt geflankeerd
  • hij/zij/het heeft geflankeerd
  • wij hebben geflankeerd
  • jullie hebben geflankeerd
  • zij hebben geflankeerd

Present perfect

  • I have flanked
  • you have flanked
  • he/she/it has flanked
  • we have flanked
  • you have flanked
  • they have flanked

Voltooid verleden tijd

  • ik had geflankeerd
  • jij had geflankeerd
  • hij/zij/het had geflankeerd
  • wij hadden geflankeerd
  • jullie hadden geflankeerd
  • zij hadden geflankeerd

Past perfect

  • I had flanked
  • you had flanked
  • he/she/it had flanked
  • we had flanked
  • you had flanked
  • they had flanked

Toekomende tijd I

  • ik zal flankeren
  • jij zult flankeren
  • hij/zij/het zal flankeren
  • wij zullen flankeren
  • jullie zullen flankeren
  • zij zullen flankeren

Future

  • I will flank
  • you will flank
  • he/she/it will flank
  • we will flank
  • you will flank
  • they will flank

Toekomende tijd II

  • ik zal geflankeerd hebben
  • jij zult geflankeerd hebben
  • hij/zij/het zal geflankeerd hebben
  • wij zullen geflankeerd hebben
  • jullie zullen geflankeerd hebben
  • zij zullen geflankeerd hebben

Future perfect

  • I will have flanked
  • you will have flanked
  • he/she/it will have flanked
  • we will have flanked
  • you will have flanked
  • they will have flanked

Conditionalis I

  • ik zou flankeren
  • jij zou flankeren
  • hij/zij/het zou flankeren
  • wij zouden flankeren
  • jullie zouden flankeren
  • zij zouden flankeren

Conditional present

  • I would flank
  • you would flank
  • he/she/it would flank
  • we would flank
  • you would flank
  • they would flank

Conditionalis II

  • ik zou hebben geflankeerd
  • jij zou hebben geflankeerd
  • hij/zij/het zou hebben geflankeerd
  • wij zouden hebben geflankeerd
  • jullie zouden hebben geflankeerd
  • zij zouden hebben geflankeerd

Conditional perfect

  • I would have flanked
  • you would have flanked
  • he/she/it would have flanked
  • we would have flanked
  • you would have flanked
  • they would have flanked

Imperatief

  • jij flankeer
  • jullie flankeert

Imperative

  • you flank
  • you flank