Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it floods
  • they flood

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het loopt onder
  • zij lopen onder

Simple past

  • he/she/it flooded
  • they flooded

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het liep onder
  • zij liepen onder

Present perfect

  • he/she/it has flooded
  • they have flooded

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het is ondergelopen
  • zij zijn ondergelopen

Past perfect

  • he/she/it had flooded
  • they had flooded

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het was ondergelopen
  • zij waren ondergelopen

Future

  • he/she/it will flood
  • they will flood

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal onderlopen
  • zij zult onderlopen

Future perfect

  • he/she/it will have flooded
  • they will have flooded

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal ondergelopen zijn
  • zij zult ondergelopen zijn

Conditional present

  • he/she/it would flood
  • they would flood

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal onderlopen
  • zij zullen onderlopen

Conditional perfect

  • he/she/it would have flooded
  • they would have flooded

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal zijn ondergelopen
  • zij zullen zijn ondergelopen

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van flood