Vervoeging van floreren

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het floreert
  • zij floreren

Präsens Indikativ

  • er/sie/es gelingt
  • sie gelingen

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het floreerde
  • zij floreerden

Präteritum Indikativ

  • er/sie/es gelang
  • sie gelangen

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gefloreerd
  • zij hebben gefloreerd

Perfekt Indikativ

  • er/sie/es ist gelungen
  • sie sind gelungen

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gefloreerd
  • zij hadden gefloreerd

Plusquamperfekt Indikativ

  • er/sie/es war gelungen
  • sie waren gelungen

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal floreren
  • zij zullen floreren

Futur I Indikativ

  • er/sie/es wird gelingen
  • sie werden gelingen

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gefloreerd hebben
  • zij zullen gefloreerd hebben

Futur II Indikativ

  • er/sie/es wird gelungen sein
  • sie werden gelungen sein

Conditionalis I

  • hij/zij/het zou floreren
  • zij zouden floreren

Futur I Konjunktiv II

  • er/sie/es würde gelingen
  • sie würden gelingen

Conditionalis II

  • hij/zij/het zou hebben gefloreerd
  • zij zouden hebben gefloreerd

Futur II Konjunktiv II

  • er/sie/es würde gelungen sein
  • sie würden gelungen sein