Engels

Nederlands

Present

  • I follow
  • you follow
  • he/she/it follows
  • we follow
  • you follow
  • they follow

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik volg
  • jij volgt
  • hij/zij/het volgt
  • wij volgen
  • jullie volgen
  • zij volgen

Simple past

  • I followed
  • you followed
  • he/she/it followed
  • we followed
  • you followed
  • they followed

Onvoltooid verleden tijd

  • ik volgde
  • jij volgde
  • hij/zij/het volgde
  • wij volgden
  • jullie volgden
  • zij volgden

Present perfect

  • I have followed
  • you have followed
  • he/she/it has followed
  • we have followed
  • you have followed
  • they have followed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gevolgd
  • jij hebt gevolgd
  • hij/zij/het heeft gevolgd
  • wij hebben gevolgd
  • jullie hebben gevolgd
  • zij hebben gevolgd

Past perfect

  • I had followed
  • you had followed
  • he/she/it had followed
  • we had followed
  • you had followed
  • they had followed

Voltooid verleden tijd

  • ik had gevolgd
  • jij had gevolgd
  • hij/zij/het had gevolgd
  • wij hadden gevolgd
  • jullie hadden gevolgd
  • zij hadden gevolgd

Future

  • I will follow
  • you will follow
  • he/she/it will follow
  • we will follow
  • you will follow
  • they will follow

Toekomende tijd I

  • ik zal volgen
  • jij zult volgen
  • hij/zij/het zal volgen
  • wij zullen volgen
  • jullie zullen volgen
  • zij zullen volgen

Future perfect

  • I will have followed
  • you will have followed
  • he/she/it will have followed
  • we will have followed
  • you will have followed
  • they will have followed

Toekomende tijd II

  • ik zal gevolgd hebben
  • jij zult gevolgd hebben
  • hij/zij/het zal gevolgd hebben
  • wij zullen gevolgd hebben
  • jullie zullen gevolgd hebben
  • zij zullen gevolgd hebben

Conditional present

  • I would follow
  • you would follow
  • he/she/it would follow
  • we would follow
  • you would follow
  • they would follow

Conditionalis I

  • ik zou volgen
  • jij zou volgen
  • hij/zij/het zou volgen
  • wij zouden volgen
  • jullie zouden volgen
  • zij zouden volgen

Conditional perfect

  • I would have followed
  • you would have followed
  • he/she/it would have followed
  • we would have followed
  • you would have followed
  • they would have followed

Conditionalis II

  • ik zou hebben gevolgd
  • jij zou hebben gevolgd
  • hij/zij/het zou hebben gevolgd
  • wij zouden hebben gevolgd
  • jullie zouden hebben gevolgd
  • zij zouden hebben gevolgd

Imperative

  • you follow
  • you follow

Imperatief

  • jij volg
  • jullie volgt

Verwijzingen

Bekijk 37 definitie(s) van follow