Vervoeging van give
Onbepaalde wijs (infinitief): to give
41 alternatieve vertalingen
- aanbevelen
- aangeven
- aanreiken
- afdragen
- bekleden
- bevelen
- bijdragen
- contribueren
- doorgeven
- doorschuiven
- geven
- gunnen
- houden
- inbrengen
- inschikken
- inzetten
- meegeven
- meehelpen
- offeren
- opbrengen
- opgeven
- opleveren
- opofferen
- opschikken
- opschuiven
- overleveren
- schenken
- spijzen
- spijzigen
- toebrengen
- toekennen
- toesteken
- toevertrouwen
- vergaan
- verlenen
- verschikken
- verteren
- voeden
- voederen
- voeren
- wijden
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it gives
- they give
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het kalft af
- zij kalven af
Simple past
- he/she/it gave
- they gave
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het kalfde af
- zij kalfden af
Present perfect
- he/she/it has given
- they have given
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft afgekalfd
- zij hebben afgekalfd
Past perfect
- he/she/it had given
- they had given
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had afgekalfd
- zij hadden afgekalfd
Future
- he/she/it will give
- they will give
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal afkalven
- zij zult afkalven
Future perfect
- he/she/it will have given
- they will have given
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal afgekalfd hebben
- zij zult afgekalfd hebben
Conditional present
- he/she/it would give
- they would give
Conditionalis I
- hij/zij/het zal afkalven
- zij zullen afkalven
Conditional perfect
- he/she/it would have given
- they would have given
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben afgekalfd
- zij zullen hebben afgekalfd