Vervoeging van groom

Engels

Nederlands

Present

  • I groom
  • you groom
  • he/she/it grooms
  • we groom
  • you groom
  • they groom

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik toiletteer
  • jij toiletteert
  • hij/zij/het toiletteert
  • wij toiletteren
  • jullie toiletteren
  • zij toiletteren

Simple past

  • I groomed
  • you groomed
  • he/she/it groomed
  • we groomed
  • you groomed
  • they groomed

Onvoltooid verleden tijd

  • ik toiletteerde
  • jij toiletteerde
  • hij/zij/het toiletteerde
  • wij toiletteerden
  • jullie toiletteerden
  • zij toiletteerden

Present perfect

  • I have groomed
  • you have groomed
  • he/she/it has groomed
  • we have groomed
  • you have groomed
  • they have groomed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb getoiletteerd
  • jij hebt getoiletteerd
  • hij/zij/het heeft getoiletteerd
  • wij hebben getoiletteerd
  • jullie hebben getoiletteerd
  • zij hebben getoiletteerd

Past perfect

  • I had groomed
  • you had groomed
  • he/she/it had groomed
  • we had groomed
  • you had groomed
  • they had groomed

Voltooid verleden tijd

  • ik had getoiletteerd
  • jij had getoiletteerd
  • hij/zij/het had getoiletteerd
  • wij hadden getoiletteerd
  • jullie hadden getoiletteerd
  • zij hadden getoiletteerd

Future

  • I will groom
  • you will groom
  • he/she/it will groom
  • we will groom
  • you will groom
  • they will groom

Toekomende tijd I

  • ik zal toiletteren
  • jij zult toiletteren
  • hij/zij/het zal toiletteren
  • wij zullen toiletteren
  • jullie zullen toiletteren
  • zij zullen toiletteren

Future perfect

  • I will have groomed
  • you will have groomed
  • he/she/it will have groomed
  • we will have groomed
  • you will have groomed
  • they will have groomed

Toekomende tijd II

  • ik zal getoiletteerd hebben
  • jij zult getoiletteerd hebben
  • hij/zij/het zal getoiletteerd hebben
  • wij zullen getoiletteerd hebben
  • jullie zullen getoiletteerd hebben
  • zij zullen getoiletteerd hebben

Conditional present

  • I would groom
  • you would groom
  • he/she/it would groom
  • we would groom
  • you would groom
  • they would groom

Conditionalis I

  • ik zou toiletteren
  • jij zou toiletteren
  • hij/zij/het zou toiletteren
  • wij zouden toiletteren
  • jullie zouden toiletteren
  • zij zouden toiletteren

Conditional perfect

  • I would have groomed
  • you would have groomed
  • he/she/it would have groomed
  • we would have groomed
  • you would have groomed
  • they would have groomed

Conditionalis II

  • ik zou hebben getoiletteerd
  • jij zou hebben getoiletteerd
  • hij/zij/het zou hebben getoiletteerd
  • wij zouden hebben getoiletteerd
  • jullie zouden hebben getoiletteerd
  • zij zouden hebben getoiletteerd

Imperative

  • you groom
  • you groom

Imperatief

  • jij toiletteer
  • jullie toiletteert

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van groom