Vervoeging van harvest

Engels

Nederlands

Present

  • I harvest
  • you harvest
  • he/she/it harvests
  • we harvest
  • you harvest
  • they harvest

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik oogst
  • jij oogst
  • hij/zij/het oogst
  • wij oogsten
  • jullie oogsten
  • zij oogsten

Simple past

  • I harvested
  • you harvested
  • he/she/it harvested
  • we harvested
  • you harvested
  • they harvested

Onvoltooid verleden tijd

  • ik oogstte
  • jij oogstte
  • hij/zij/het oogstte
  • wij oogstten
  • jullie oogstten
  • zij oogstten

Present perfect

  • I have harvested
  • you have harvested
  • he/she/it has harvested
  • we have harvested
  • you have harvested
  • they have harvested

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geöogst
  • jij hebt geöogst
  • hij/zij/het heeft geöogst
  • wij hebben geöogst
  • jullie hebben geöogst
  • zij hebben geöogst

Past perfect

  • I had harvested
  • you had harvested
  • he/she/it had harvested
  • we had harvested
  • you had harvested
  • they had harvested

Voltooid verleden tijd

  • ik had geöogst
  • jij had geöogst
  • hij/zij/het had geöogst
  • wij hadden geöogst
  • jullie hadden geöogst
  • zij hadden geöogst

Future

  • I will harvest
  • you will harvest
  • he/she/it will harvest
  • we will harvest
  • you will harvest
  • they will harvest

Toekomende tijd I

  • ik zal oogsten
  • jij zult oogsten
  • hij/zij/het zal oogsten
  • wij zullen oogsten
  • jullie zullen oogsten
  • zij zullen oogsten

Future perfect

  • I will have harvested
  • you will have harvested
  • he/she/it will have harvested
  • we will have harvested
  • you will have harvested
  • they will have harvested

Toekomende tijd II

  • ik zal geöogst hebben
  • jij zult geöogst hebben
  • hij/zij/het zal geöogst hebben
  • wij zullen geöogst hebben
  • jullie zullen geöogst hebben
  • zij zullen geöogst hebben

Conditional present

  • I would harvest
  • you would harvest
  • he/she/it would harvest
  • we would harvest
  • you would harvest
  • they would harvest

Conditionalis I

  • ik zou oogsten
  • jij zou oogsten
  • hij/zij/het zou oogsten
  • wij zouden oogsten
  • jullie zouden oogsten
  • zij zouden oogsten

Conditional perfect

  • I would have harvested
  • you would have harvested
  • he/she/it would have harvested
  • we would have harvested
  • you would have harvested
  • they would have harvested

Conditionalis II

  • ik zou hebben geöogst
  • jij zou hebben geöogst
  • hij/zij/het zou hebben geöogst
  • wij zouden hebben geöogst
  • jullie zouden hebben geöogst
  • zij zouden hebben geöogst

Imperative

  • you harvest
  • you harvest

Imperatief

  • jij oogst
  • jullie oogst

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van harvest