Vervoeging van heighten

Engels

Nederlands

Present

  • I heighten
  • you heighten
  • he/she/it heightens
  • we heighten
  • you heighten
  • they heighten

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik diep uit
  • jij diept uit
  • hij/zij/het diept uit
  • wij diepen uit
  • jullie diepen uit
  • zij diepen uit

Simple past

  • I heightened
  • you heightened
  • he/she/it heightened
  • we heightened
  • you heightened
  • they heightened

Onvoltooid verleden tijd

  • ik diepte uit
  • jij diepte uit
  • hij/zij/het diepte uit
  • wij diepten uit
  • jullie diepten uit
  • zij diepten uit

Present perfect

  • I have heightened
  • you have heightened
  • he/she/it has heightened
  • we have heightened
  • you have heightened
  • they have heightened

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb uitgediept
  • jij hebt uitgediept
  • hij/zij/het heeft uitgediept
  • wij hebben uitgediept
  • jullie hebben uitgediept
  • zij hebben uitgediept

Past perfect

  • I had heightened
  • you had heightened
  • he/she/it had heightened
  • we had heightened
  • you had heightened
  • they had heightened

Voltooid verleden tijd

  • ik had uitgediept
  • jij had uitgediept
  • hij/zij/het had uitgediept
  • wij hadden uitgediept
  • jullie hadden uitgediept
  • zij hadden uitgediept

Future

  • I will heighten
  • you will heighten
  • he/she/it will heighten
  • we will heighten
  • you will heighten
  • they will heighten

Toekomende tijd I

  • ik zal uitdiepen
  • jij zult uitdiepen
  • hij/zij/het zal uitdiepen
  • wij zullen uitdiepen
  • jullie zullen uitdiepen
  • zij zullen uitdiepen

Future perfect

  • I will have heightened
  • you will have heightened
  • he/she/it will have heightened
  • we will have heightened
  • you will have heightened
  • they will have heightened

Toekomende tijd II

  • ik zal uitgediept hebben
  • jij zult uitgediept hebben
  • hij/zij/het zal uitgediept hebben
  • wij zullen uitgediept hebben
  • jullie zullen uitgediept hebben
  • zij zullen uitgediept hebben

Conditional present

  • I would heighten
  • you would heighten
  • he/she/it would heighten
  • we would heighten
  • you would heighten
  • they would heighten

Conditionalis I

  • ik zou uitdiepen
  • jij zou uitdiepen
  • hij/zij/het zou uitdiepen
  • wij zouden uitdiepen
  • jullie zouden uitdiepen
  • zij zouden uitdiepen

Conditional perfect

  • I would have heightened
  • you would have heightened
  • he/she/it would have heightened
  • we would have heightened
  • you would have heightened
  • they would have heightened

Conditionalis II

  • ik zou hebben uitgediept
  • jij zou hebben uitgediept
  • hij/zij/het zou hebben uitgediept
  • wij zouden hebben uitgediept
  • jullie zouden hebben uitgediept
  • zij zouden hebben uitgediept

Imperative

  • you heighten
  • you heighten

Imperatief

  • jij diep uit
  • jullie diept uit

Verwijzingen

Bekijk 7 definitie(s) van heighten