Vervoeging van helen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik heel
- jij heelt
- hij/zij/het heelt
- wij helen
- jullie helen
- zij helen
Indicativo presente
- yo recepto
- tú receptas
- él/ella recepta
- nosotros receptamos
- vosotros receptáis
- ellos/ellas receptan
Onvoltooid verleden tijd
- ik heelde
- jij heelde
- hij/zij/het heelde
- wij heelden
- jullie heelden
- zij heelden
Indefinido
- yo recepté
- tú receptaste
- él/ella receptó
- nosotros receptamos
- vosotros receptasteis
- ellos/ellas receptaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geheeld
- jij hebt geheeld
- hij/zij/het heeft geheeld
- wij hebben geheeld
- jullie hebben geheeld
- zij hebben geheeld
Pretérito perfecto compuesto
- yo he receptado
- tú has receptado
- él/ella ha receptado
- nosotros hemos receptado
- vosotros habéis receptado
- ellos/ellas han receptado
Voltooid verleden tijd
- ik had geheeld
- jij had geheeld
- hij/zij/het had geheeld
- wij hadden geheeld
- jullie hadden geheeld
- zij hadden geheeld
Pluscuamperfecto
- yo había receptado
- tú habías receptado
- él/ella había receptado
- nosotros habíamos receptado
- vosotros habíais receptado
- ellos/ellas habían receptado
Toekomende tijd I
- ik zal helen
- jij zult helen
- hij/zij/het zal helen
- wij zullen helen
- jullie zullen helen
- zij zullen helen
Futuro I
- yo receptaré
- tú receptarás
- él/ella receptará
- nosotros receptaremos
- vosotros receptaréis
- ellos/ellas receptarán
Toekomende tijd II
- ik zal geheeld hebben
- jij zult geheeld hebben
- hij/zij/het zal geheeld hebben
- wij zullen geheeld hebben
- jullie zullen geheeld hebben
- zij zullen geheeld hebben
Futuro perfecto
- yo habré receptado
- tú habrás receptado
- él/ella habrá receptado
- nosotros habremos receptado
- vosotros habréis receptado
- ellos/ellas habrán receptado
Conditionalis I
- ik zou helen
- jij zou helen
- hij/zij/het zou helen
- wij zouden helen
- jullie zouden helen
- zij zouden helen
Condicional
- yo receptaría
- tú receptarías
- él/ella receptaría
- nosotros receptaríamos
- vosotros receptaríais
- ellos/ellas receptarían
Conditionalis II
- ik zou hebben geheeld
- jij zou hebben geheeld
- hij/zij/het zou hebben geheeld
- wij zouden hebben geheeld
- jullie zouden hebben geheeld
- zij zouden hebben geheeld
Condicional perfecto
- yo habría receptado
- tú habrías receptado
- él/ella habría receptado
- nosotros habríamos receptado
- vosotros habríais receptado
- ellos/ellas habrían receptado
Imperatief
- jij heel
- jullie heelt
Imperativo presente
- tú recepta
- vosotros receptad