Vervoeging van hinder
Onbepaalde wijs (infinitief): to hinder
Engels
Nederlands
Present
- I hinder
- you hinder
- he/she/it hinders
- we hinder
- you hinder
- they hinder
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verstoor
- jij verstoort
- hij/zij/het verstoort
- wij verstoren
- jullie verstoren
- zij verstoren
Simple past
- I hindered
- you hindered
- he/she/it hindered
- we hindered
- you hindered
- they hindered
Onvoltooid verleden tijd
- ik verstoorde
- jij verstoorde
- hij/zij/het verstoorde
- wij verstoorden
- jullie verstoorden
- zij verstoorden
Present perfect
- I have hindered
- you have hindered
- he/she/it has hindered
- we have hindered
- you have hindered
- they have hindered
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verstoord
- jij hebt verstoord
- hij/zij/het heeft verstoord
- wij hebben verstoord
- jullie hebben verstoord
- zij hebben verstoord
Past perfect
- I had hindered
- you had hindered
- he/she/it had hindered
- we had hindered
- you had hindered
- they had hindered
Voltooid verleden tijd
- ik had verstoord
- jij had verstoord
- hij/zij/het had verstoord
- wij hadden verstoord
- jullie hadden verstoord
- zij hadden verstoord
Future
- I will hinder
- you will hinder
- he/she/it will hinder
- we will hinder
- you will hinder
- they will hinder
Toekomende tijd I
- ik zal verstoren
- jij zult verstoren
- hij/zij/het zal verstoren
- wij zullen verstoren
- jullie zullen verstoren
- zij zullen verstoren
Future perfect
- I will have hindered
- you will have hindered
- he/she/it will have hindered
- we will have hindered
- you will have hindered
- they will have hindered
Toekomende tijd II
- ik zal verstoord hebben
- jij zult verstoord hebben
- hij/zij/het zal verstoord hebben
- wij zullen verstoord hebben
- jullie zullen verstoord hebben
- zij zullen verstoord hebben
Conditional present
- I would hinder
- you would hinder
- he/she/it would hinder
- we would hinder
- you would hinder
- they would hinder
Conditionalis I
- ik zou verstoren
- jij zou verstoren
- hij/zij/het zou verstoren
- wij zouden verstoren
- jullie zouden verstoren
- zij zouden verstoren
Conditional perfect
- I would have hindered
- you would have hindered
- he/she/it would have hindered
- we would have hindered
- you would have hindered
- they would have hindered
Conditionalis II
- ik zou hebben verstoord
- jij zou hebben verstoord
- hij/zij/het zou hebben verstoord
- wij zouden hebben verstoord
- jullie zouden hebben verstoord
- zij zouden hebben verstoord
Imperative
- you hinder
- you hinder
Imperatief
- jij verstoor
- jullie verstoort