Vervoeging van hinniken

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het hinnikt
  • zij hinniken

Präsens Indikativ

  • er/sie/es gackert
  • sie gackern

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het hinnikte
  • zij hinnikten

Präteritum Indikativ

  • er/sie/es gackerte
  • sie gackerten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gehinnikt
  • zij hebben gehinnikt

Perfekt Indikativ

  • er/sie/es hat gegackert
  • sie haben gegackert

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gehinnikt
  • zij hadden gehinnikt

Plusquamperfekt Indikativ

  • er/sie/es hatte gegackert
  • sie hatten gegackert

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal hinniken
  • zij zult hinniken

Futur I Indikativ

  • er/sie/es wird gackern
  • sie werden gackern

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gehinnikt hebben
  • zij zult gehinnikt hebben

Futur II Indikativ

  • er/sie/es wird gegackert haben
  • sie werden gegackert haben

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal hinniken
  • zij zullen hinniken

Futur I Konjunktiv II

  • er/sie/es würde gackern
  • sie würden gackern

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gehinnikt
  • zij zullen hebben gehinnikt

Futur II Konjunktiv II

  • er/sie/es würde gegackert haben
  • sie würden gegackert haben

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van hinniken