Vervoeging van identificeren

Onbepaalde wijs (infinitief): identificeren

Vertaling: identifizieren

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik identificeer
  • jij identificeert
  • hij/zij/het identificeert
  • wij identificeren
  • jullie identificeren
  • zij identificeren

Präsens Indikativ

  • ich identifiziere
  • du identifizierst
  • er/sie/es identifiziert
  • wir identifizieren
  • ihr identifiziert
  • sie identifizieren

Onvoltooid verleden tijd

  • ik identificeerde
  • jij identificeerde
  • hij/zij/het identificeerde
  • wij identificeerden
  • jullie identificeerden
  • zij identificeerden

Präteritum Indikativ

  • ich identifizierte
  • du identifiziertest
  • er/sie/es identifizierte
  • wir identifizierten
  • ihr identifiziertet
  • sie identifizierten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geïdentificeerd
  • jij hebt geïdentificeerd
  • hij/zij/het heeft geïdentificeerd
  • wij hebben geïdentificeerd
  • jullie hebben geïdentificeerd
  • zij hebben geïdentificeerd

Perfekt Indikativ

  • ich habe identifiziert
  • du hast identifiziert
  • er/sie/es hat identifiziert
  • wir haben identifiziert
  • ihr habt identifiziert
  • sie haben identifiziert

Voltooid verleden tijd

  • ik had geïdentificeerd
  • jij had geïdentificeerd
  • hij/zij/het had geïdentificeerd
  • wij hadden geïdentificeerd
  • jullie hadden geïdentificeerd
  • zij hadden geïdentificeerd

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte identifiziert
  • du hattest identifiziert
  • er/sie/es hatte identifiziert
  • wir hatten identifiziert
  • ihr hattet identifiziert
  • sie hatten identifiziert

Toekomende tijd I

  • ik zal identificeren
  • jij zult identificeren
  • hij/zij/het zal identificeren
  • wij zullen identificeren
  • jullie zullen identificeren
  • zij zullen identificeren

Futur I Indikativ

  • ich werde identifizieren
  • du wirst identifizieren
  • er/sie/es wird identifizieren
  • wir werden identifizieren
  • ihr werdet identifizieren
  • sie werden identifizieren

Toekomende tijd II

  • ik zal geïdentificeerd hebben
  • jij zult geïdentificeerd hebben
  • hij/zij/het zal geïdentificeerd hebben
  • wij zullen geïdentificeerd hebben
  • jullie zullen geïdentificeerd hebben
  • zij zullen geïdentificeerd hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde identifiziert haben
  • du wirst identifiziert haben
  • er/sie/es wird identifiziert haben
  • wir werden identifiziert haben
  • ihr werdet identifiziert haben
  • sie werden identifiziert haben

Conditionalis I

  • ik zou identificeren
  • jij zou identificeren
  • hij/zij/het zou identificeren
  • wij zouden identificeren
  • jullie zouden identificeren
  • zij zouden identificeren

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde identifizieren
  • du würdest identifizieren
  • er/sie/es würde identifizieren
  • wir würden identifizieren
  • ihr würdet identifizieren
  • sie würden identifizieren

Conditionalis II

  • ik zou hebben geïdentificeerd
  • jij zou hebben geïdentificeerd
  • hij/zij/het zou hebben geïdentificeerd
  • wij zouden hebben geïdentificeerd
  • jullie zouden hebben geïdentificeerd
  • zij zouden hebben geïdentificeerd

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde identifiziert haben
  • du würdest identifiziert haben
  • er/sie/es würde identifiziert haben
  • wir würden identifiziert haben
  • ihr würdet identifiziert haben
  • sie würden identifiziert haben

Imperatief

  • jij identificeer
  • jullie identificeert

Imperativ

  • du identifiziere
  • ihr identifiziert

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van identificeren