Vervoeging van impute

Engels

Nederlands

Present

  • I impute
  • you impute
  • he/she/it imputes
  • we impute
  • you impute
  • they impute

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik wijt
  • jij wijt
  • hij/zij/het wijt
  • wij wijten
  • jullie wijten
  • zij wijten

Simple past

  • I imputed
  • you imputed
  • he/she/it imputed
  • we imputed
  • you imputed
  • they imputed

Onvoltooid verleden tijd

  • ik weet
  • jij weet
  • hij/zij/het weet
  • wij weten
  • jullie weten
  • zij weten

Present perfect

  • I have imputed
  • you have imputed
  • he/she/it has imputed
  • we have imputed
  • you have imputed
  • they have imputed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geweten
  • jij hebt geweten
  • hij/zij/het heeft geweten
  • wij hebben geweten
  • jullie hebben geweten
  • zij hebben geweten

Past perfect

  • I had imputed
  • you had imputed
  • he/she/it had imputed
  • we had imputed
  • you had imputed
  • they had imputed

Voltooid verleden tijd

  • ik had geweten
  • jij had geweten
  • hij/zij/het had geweten
  • wij hadden geweten
  • jullie hadden geweten
  • zij hadden geweten

Future

  • I will impute
  • you will impute
  • he/she/it will impute
  • we will impute
  • you will impute
  • they will impute

Toekomende tijd I

  • ik zal wijten
  • jij zult wijten
  • hij/zij/het zal wijten
  • wij zullen wijten
  • jullie zullen wijten
  • zij zullen wijten

Future perfect

  • I will have imputed
  • you will have imputed
  • he/she/it will have imputed
  • we will have imputed
  • you will have imputed
  • they will have imputed

Toekomende tijd II

  • ik zal geweten hebben
  • jij zult geweten hebben
  • hij/zij/het zal geweten hebben
  • wij zullen geweten hebben
  • jullie zullen geweten hebben
  • zij zullen geweten hebben

Conditional present

  • I would impute
  • you would impute
  • he/she/it would impute
  • we would impute
  • you would impute
  • they would impute

Conditionalis I

  • ik zou wijten
  • jij zou wijten
  • hij/zij/het zou wijten
  • wij zouden wijten
  • jullie zouden wijten
  • zij zouden wijten

Conditional perfect

  • I would have imputed
  • you would have imputed
  • he/she/it would have imputed
  • we would have imputed
  • you would have imputed
  • they would have imputed

Conditionalis II

  • ik zou hebben geweten
  • jij zou hebben geweten
  • hij/zij/het zou hebben geweten
  • wij zouden hebben geweten
  • jullie zouden hebben geweten
  • zij zouden hebben geweten

Imperative

  • you impute
  • you impute

Imperatief

  • jij wijt
  • jullie wijt

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van impute