Vervoeging van inject
Onbepaalde wijs (infinitief): to inject
Engels
Nederlands
Present
- I inject
- you inject
- he/she/it injects
- we inject
- you inject
- they inject
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik schiet weg
- jij schiet weg
- hij/zij/het schiet weg
- wij schieten weg
- jullie schieten weg
- zij schieten weg
Simple past
- I injected
- you injected
- he/she/it injected
- we injected
- you injected
- they injected
Onvoltooid verleden tijd
- ik schoot weg
- jij schoot weg
- hij/zij/het schoot weg
- wij schoten weg
- jullie schoten weg
- zij schoten weg
Present perfect
- I have injected
- you have injected
- he/she/it has injected
- we have injected
- you have injected
- they have injected
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb weggeschoten
- jij hebt weggeschoten
- hij/zij/het heeft weggeschoten
- wij hebben weggeschoten
- jullie hebben weggeschoten
- zij hebben weggeschoten
Past perfect
- I had injected
- you had injected
- he/she/it had injected
- we had injected
- you had injected
- they had injected
Voltooid verleden tijd
- ik had weggeschoten
- jij had weggeschoten
- hij/zij/het had weggeschoten
- wij hadden weggeschoten
- jullie hadden weggeschoten
- zij hadden weggeschoten
Future
- I will inject
- you will inject
- he/she/it will inject
- we will inject
- you will inject
- they will inject
Toekomende tijd I
- ik zal wegschieten
- jij zult wegschieten
- hij/zij/het zal wegschieten
- wij zullen wegschieten
- jullie zullen wegschieten
- zij zullen wegschieten
Future perfect
- I will have injected
- you will have injected
- he/she/it will have injected
- we will have injected
- you will have injected
- they will have injected
Toekomende tijd II
- ik zal weggeschoten hebben
- jij zult weggeschoten hebben
- hij/zij/het zal weggeschoten hebben
- wij zullen weggeschoten hebben
- jullie zullen weggeschoten hebben
- zij zullen weggeschoten hebben
Conditional present
- I would inject
- you would inject
- he/she/it would inject
- we would inject
- you would inject
- they would inject
Conditionalis I
- ik zou wegschieten
- jij zou wegschieten
- hij/zij/het zou wegschieten
- wij zouden wegschieten
- jullie zouden wegschieten
- zij zouden wegschieten
Conditional perfect
- I would have injected
- you would have injected
- he/she/it would have injected
- we would have injected
- you would have injected
- they would have injected
Conditionalis II
- ik zou hebben weggeschoten
- jij zou hebben weggeschoten
- hij/zij/het zou hebben weggeschoten
- wij zouden hebben weggeschoten
- jullie zouden hebben weggeschoten
- zij zouden hebben weggeschoten
Imperative
- you inject
- you inject
Imperatief
- jij schiet weg
- jullie schiet weg