Vervoeging van inpalmen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik palm in
  • jij palmt in
  • hij/zij/het palmt in
  • wij palmen in
  • jullie palmen in
  • zij palmen in

Present

  • I absorb
  • you absorb
  • he/she/it absorbs
  • we absorb
  • you absorb
  • they absorb

Onvoltooid verleden tijd

  • ik palmde in
  • jij palmde in
  • hij/zij/het palmde in
  • wij palmden in
  • jullie palmden in
  • zij palmden in

Simple past

  • I absorbed
  • you absorbed
  • he/she/it absorbed
  • we absorbed
  • you absorbed
  • they absorbed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ingepalmd
  • jij hebt ingepalmd
  • hij/zij/het heeft ingepalmd
  • wij hebben ingepalmd
  • jullie hebben ingepalmd
  • zij hebben ingepalmd

Present perfect

  • I have absorbed
  • you have absorbed
  • he/she/it has absorbed
  • we have absorbed
  • you have absorbed
  • they have absorbed

Voltooid verleden tijd

  • ik had ingepalmd
  • jij had ingepalmd
  • hij/zij/het had ingepalmd
  • wij hadden ingepalmd
  • jullie hadden ingepalmd
  • zij hadden ingepalmd

Past perfect

  • I had absorbed
  • you had absorbed
  • he/she/it had absorbed
  • we had absorbed
  • you had absorbed
  • they had absorbed

Toekomende tijd I

  • ik zal inpalmen
  • jij zult inpalmen
  • hij/zij/het zal inpalmen
  • wij zullen inpalmen
  • jullie zullen inpalmen
  • zij zullen inpalmen

Future

  • I will absorb
  • you will absorb
  • he/she/it will absorb
  • we will absorb
  • you will absorb
  • they will absorb

Toekomende tijd II

  • ik zal ingepalmd hebben
  • jij zult ingepalmd hebben
  • hij/zij/het zal ingepalmd hebben
  • wij zullen ingepalmd hebben
  • jullie zullen ingepalmd hebben
  • zij zullen ingepalmd hebben

Future perfect

  • I will have absorbed
  • you will have absorbed
  • he/she/it will have absorbed
  • we will have absorbed
  • you will have absorbed
  • they will have absorbed

Conditionalis I

  • ik zou inpalmen
  • jij zou inpalmen
  • hij/zij/het zou inpalmen
  • wij zouden inpalmen
  • jullie zouden inpalmen
  • zij zouden inpalmen

Conditional present

  • I would absorb
  • you would absorb
  • he/she/it would absorb
  • we would absorb
  • you would absorb
  • they would absorb

Conditionalis II

  • ik zou hebben ingepalmd
  • jij zou hebben ingepalmd
  • hij/zij/het zou hebben ingepalmd
  • wij zouden hebben ingepalmd
  • jullie zouden hebben ingepalmd
  • zij zouden hebben ingepalmd

Conditional perfect

  • I would have absorbed
  • you would have absorbed
  • he/she/it would have absorbed
  • we would have absorbed
  • you would have absorbed
  • they would have absorbed

Imperatief

  • jij palm in
  • jullie palmt in

Imperative

  • you absorb
  • you absorb

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van inpalmen