Vervoeging van intrude

Engels

Nederlands

Present

  • I intrude
  • you intrude
  • he/she/it intrudes
  • we intrude
  • you intrude
  • they intrude

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik grasduin
  • jij grasduint
  • hij/zij/het grasduint
  • wij grasduinen
  • jullie grasduinen
  • zij grasduinen

Simple past

  • I intruded
  • you intruded
  • he/she/it intruded
  • we intruded
  • you intruded
  • they intruded

Onvoltooid verleden tijd

  • ik grasduinde
  • jij grasduinde
  • hij/zij/het grasduinde
  • wij grasduinden
  • jullie grasduinden
  • zij grasduinden

Present perfect

  • I have intruded
  • you have intruded
  • he/she/it has intruded
  • we have intruded
  • you have intruded
  • they have intruded

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gegrasduind
  • jij hebt gegrasduind
  • hij/zij/het heeft gegrasduind
  • wij hebben gegrasduind
  • jullie hebben gegrasduind
  • zij hebben gegrasduind

Past perfect

  • I had intruded
  • you had intruded
  • he/she/it had intruded
  • we had intruded
  • you had intruded
  • they had intruded

Voltooid verleden tijd

  • ik had gegrasduind
  • jij had gegrasduind
  • hij/zij/het had gegrasduind
  • wij hadden gegrasduind
  • jullie hadden gegrasduind
  • zij hadden gegrasduind

Future

  • I will intrude
  • you will intrude
  • he/she/it will intrude
  • we will intrude
  • you will intrude
  • they will intrude

Toekomende tijd I

  • ik zal grasduinen
  • jij zult grasduinen
  • hij/zij/het zal grasduinen
  • wij zullen grasduinen
  • jullie zullen grasduinen
  • zij zullen grasduinen

Future perfect

  • I will have intruded
  • you will have intruded
  • he/she/it will have intruded
  • we will have intruded
  • you will have intruded
  • they will have intruded

Toekomende tijd II

  • ik zal gegrasduind hebben
  • jij zult gegrasduind hebben
  • hij/zij/het zal gegrasduind hebben
  • wij zullen gegrasduind hebben
  • jullie zullen gegrasduind hebben
  • zij zullen gegrasduind hebben

Conditional present

  • I would intrude
  • you would intrude
  • he/she/it would intrude
  • we would intrude
  • you would intrude
  • they would intrude

Conditionalis I

  • ik zou grasduinen
  • jij zou grasduinen
  • hij/zij/het zou grasduinen
  • wij zouden grasduinen
  • jullie zouden grasduinen
  • zij zouden grasduinen

Conditional perfect

  • I would have intruded
  • you would have intruded
  • he/she/it would have intruded
  • we would have intruded
  • you would have intruded
  • they would have intruded

Conditionalis II

  • ik zou hebben gegrasduind
  • jij zou hebben gegrasduind
  • hij/zij/het zou hebben gegrasduind
  • wij zouden hebben gegrasduind
  • jullie zouden hebben gegrasduind
  • zij zouden hebben gegrasduind

Imperative

  • you intrude
  • you intrude

Imperatief

  • jij grasduin
  • jullie grasduint

Verwijzingen

Bekijk 7 definitie(s) van intrude