Vervoeging van inzinken

Vertaling: affondare

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik zink in
  • jij zinkt in
  • hij/zij/het zinkt in
  • wij zinken in
  • jullie zinken in
  • zij zinken in

Presente

  • io affondo
  • tu affondi
  • lui/lei/Lei affonda
  • noi affondiamo
  • voi/Voi affondate
  • loro/Loro affondano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik zonk in
  • jij zonk in
  • hij/zij/het zonk in
  • wij zonken in
  • jullie zonken in
  • zij zonken in

Imperfetto

  • io affondavo
  • tu affondavi
  • lui/lei/Lei affondava
  • noi affondavamo
  • voi/Voi affondavate
  • loro/Loro affondavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben ingezonken
  • jij bent ingezonken
  • hij/zij/het is ingezonken
  • wij zijn ingezonken
  • jullie zijn ingezonken
  • zij zijn ingezonken

Passato prossimo

  • io ho affondato
  • tu hai affondato
  • lui/lei/Lei ha affondato
  • noi abbiamo affondato
  • voi/Voi avete affondato
  • loro/Loro hanno affondato

Voltooid verleden tijd

  • ik was ingezonken
  • jij was ingezonken
  • hij/zij/het was ingezonken
  • wij waren ingezonken
  • jullie waren ingezonken
  • zij waren ingezonken

Trapassato prossimo

  • io avevo affondato
  • tu avevi affondato
  • lui/lei/Lei aveva affondato
  • noi avevamo affondato
  • voi/Voi avevate affondato
  • loro/Loro avevano affondato

Toekomende tijd I

  • ik zal inzinken
  • jij zult inzinken
  • hij/zij/het zal inzinken
  • wij zullen inzinken
  • jullie zullen inzinken
  • zij zullen inzinken

Futuro semplice

  • io affonderò
  • tu affonderai
  • lui/lei/Lei affonderà
  • noi affonderemo
  • voi/Voi affonderete
  • loro/Loro affonderanno

Toekomende tijd II

  • ik zal ingezonken zijn
  • jij zult ingezonken zijn
  • hij/zij/het zal ingezonken zijn
  • wij zullen ingezonken zijn
  • jullie zullen ingezonken zijn
  • zij zullen ingezonken zijn

Futuro anteriore

  • io avrò affondato
  • tu avrai affondato
  • lui/lei/Lei avrà affondato
  • noi avremo affondato
  • voi/Voi avrete affondato
  • loro/Loro avranno affondato

Conditionalis I

  • ik zou inzinken
  • jij zou inzinken
  • hij/zij/het zou inzinken
  • wij zouden inzinken
  • jullie zouden inzinken
  • zij zouden inzinken

Condizionale presente

  • io affonderei
  • tu affonderesti
  • lui/lei/Lei affonderebbe
  • noi affonderemmo
  • voi/Voi affondereste
  • loro/Loro affonderebbero

Conditionalis II

  • ik zou zijn ingezonken
  • jij zou zijn ingezonken
  • hij/zij/het zou zijn ingezonken
  • wij zouden zijn ingezonken
  • jullie zouden zijn ingezonken
  • zij zouden zijn ingezonken

Condizionale passato

  • io avrei affondato
  • tu avresti affondato
  • lui/lei/Lei avrebbe affondato
  • noi avremmo affondato
  • voi/Voi avreste affondato
  • loro/Loro avrebbero affondato

Imperatief

  • jij zink in
  • jullie zinkt in

Imperativo

  • tu affonda
  • voi/Voi affondate

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van inzinken