Vervoeging van jatten

Vertaling: to steal

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik jat
  • jij jat
  • hij/zij/het jat
  • wij jatten
  • jullie jatten
  • zij jatten

Present

  • I steal
  • you steal
  • he/she/it steals
  • we steal
  • you steal
  • they steal

Onvoltooid verleden tijd

  • ik jatte
  • jij jatte
  • hij/zij/het jatte
  • wij jatten
  • jullie jatten
  • zij jatten

Simple past

  • I stole
  • you stole
  • he/she/it stole
  • we stole
  • you stole
  • they stole

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gejat
  • jij hebt gejat
  • hij/zij/het heeft gejat
  • wij hebben gejat
  • jullie hebben gejat
  • zij hebben gejat

Present perfect

  • I have stolen
  • you have stolen
  • he/she/it has stolen
  • we have stolen
  • you have stolen
  • they have stolen

Voltooid verleden tijd

  • ik had gejat
  • jij had gejat
  • hij/zij/het had gejat
  • wij hadden gejat
  • jullie hadden gejat
  • zij hadden gejat

Past perfect

  • I had stolen
  • you had stolen
  • he/she/it had stolen
  • we had stolen
  • you had stolen
  • they had stolen

Toekomende tijd I

  • ik zal jatten
  • jij zult jatten
  • hij/zij/het zal jatten
  • wij zullen jatten
  • jullie zullen jatten
  • zij zullen jatten

Future

  • I will steal
  • you will steal
  • he/she/it will steal
  • we will steal
  • you will steal
  • they will steal

Toekomende tijd II

  • ik zal gejat hebben
  • jij zult gejat hebben
  • hij/zij/het zal gejat hebben
  • wij zullen gejat hebben
  • jullie zullen gejat hebben
  • zij zullen gejat hebben

Future perfect

  • I will have stolen
  • you will have stolen
  • he/she/it will have stolen
  • we will have stolen
  • you will have stolen
  • they will have stolen

Conditionalis I

  • ik zou jatten
  • jij zou jatten
  • hij/zij/het zou jatten
  • wij zouden jatten
  • jullie zouden jatten
  • zij zouden jatten

Conditional present

  • I would steal
  • you would steal
  • he/she/it would steal
  • we would steal
  • you would steal
  • they would steal

Conditionalis II

  • ik zou hebben gejat
  • jij zou hebben gejat
  • hij/zij/het zou hebben gejat
  • wij zouden hebben gejat
  • jullie zouden hebben gejat
  • zij zouden hebben gejat

Conditional perfect

  • I would have stolen
  • you would have stolen
  • he/she/it would have stolen
  • we would have stolen
  • you would have stolen
  • they would have stolen

Imperatief

  • jij jat
  • jullie jat

Imperative

  • you steal
  • you steal

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van jatten