Vervoeging van kandelaren

Onbepaalde wijs (infinitief): kandelaren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik kandelaar
  • jij kandelaart
  • hij/zij/het kandelaart
  • wij kandelaren
  • jullie kandelaren
  • zij kandelaren

Present

  • I crop
  • you crop
  • he/she/it crops
  • we crop
  • you crop
  • they crop

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kandelaarde
  • jij kandelaarde
  • hij/zij/het kandelaarde
  • wij kandelaarden
  • jullie kandelaarden
  • zij kandelaarden

Simple past

  • I cropped
  • you cropped
  • he/she/it cropped
  • we cropped
  • you cropped
  • they cropped

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gekandelaard
  • jij hebt gekandelaard
  • hij/zij/het heeft gekandelaard
  • wij hebben gekandelaard
  • jullie hebben gekandelaard
  • zij hebben gekandelaard

Present perfect

  • I have cropped
  • you have cropped
  • he/she/it has cropped
  • we have cropped
  • you have cropped
  • they have cropped

Voltooid verleden tijd

  • ik had gekandelaard
  • jij had gekandelaard
  • hij/zij/het had gekandelaard
  • wij hadden gekandelaard
  • jullie hadden gekandelaard
  • zij hadden gekandelaard

Past perfect

  • I had cropped
  • you had cropped
  • he/she/it had cropped
  • we had cropped
  • you had cropped
  • they had cropped

Toekomende tijd I

  • ik zal kandelaren
  • jij zult kandelaren
  • hij/zij/het zal kandelaren
  • wij zullen kandelaren
  • jullie zullen kandelaren
  • zij zullen kandelaren

Future

  • I will crop
  • you will crop
  • he/she/it will crop
  • we will crop
  • you will crop
  • they will crop

Toekomende tijd II

  • ik zal gekandelaard hebben
  • jij zult gekandelaard hebben
  • hij/zij/het zal gekandelaard hebben
  • wij zullen gekandelaard hebben
  • jullie zullen gekandelaard hebben
  • zij zullen gekandelaard hebben

Future perfect

  • I will have cropped
  • you will have cropped
  • he/she/it will have cropped
  • we will have cropped
  • you will have cropped
  • they will have cropped

Conditionalis I

  • ik zou kandelaren
  • jij zou kandelaren
  • hij/zij/het zou kandelaren
  • wij zouden kandelaren
  • jullie zouden kandelaren
  • zij zouden kandelaren

Conditional present

  • I would crop
  • you would crop
  • he/she/it would crop
  • we would crop
  • you would crop
  • they would crop

Conditionalis II

  • ik zou hebben gekandelaard
  • jij zou hebben gekandelaard
  • hij/zij/het zou hebben gekandelaard
  • wij zouden hebben gekandelaard
  • jullie zouden hebben gekandelaard
  • zij zouden hebben gekandelaard

Conditional perfect

  • I would have cropped
  • you would have cropped
  • he/she/it would have cropped
  • we would have cropped
  • you would have cropped
  • they would have cropped

Imperatief

  • jij kandelaar
  • jullie kandelaart

Imperative

  • you crop
  • you crop