Vervoeging van kennismaken

Onbepaalde wijs (infinitief): kennismaken

Vertaling: to meet

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik maak kennis
  • jij maakt kennis
  • hij/zij/het maakt kennis
  • wij maken kennis
  • jullie maken kennis
  • zij maken kennis

Present

  • I meet
  • you meet
  • he/she/it meets
  • we meet
  • you meet
  • they meet

Onvoltooid verleden tijd

  • ik maakte kennis
  • jij maakte kennis
  • hij/zij/het maakte kennis
  • wij maakten kennis
  • jullie maakten kennis
  • zij maakten kennis

Simple past

  • I met
  • you met
  • he/she/it met
  • we met
  • you met
  • they met

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb kennisgemaakt
  • jij hebt kennisgemaakt
  • hij/zij/het heeft kennisgemaakt
  • wij hebben kennisgemaakt
  • jullie hebben kennisgemaakt
  • zij hebben kennisgemaakt

Present perfect

  • I have met
  • you have met
  • he/she/it has met
  • we have met
  • you have met
  • they have met

Voltooid verleden tijd

  • ik had kennisgemaakt
  • jij had kennisgemaakt
  • hij/zij/het had kennisgemaakt
  • wij hadden kennisgemaakt
  • jullie hadden kennisgemaakt
  • zij hadden kennisgemaakt

Past perfect

  • I had met
  • you had met
  • he/she/it had met
  • we had met
  • you had met
  • they had met

Toekomende tijd I

  • ik zal kennismaken
  • jij zult kennismaken
  • hij/zij/het zal kennismaken
  • wij zullen kennismaken
  • jullie zullen kennismaken
  • zij zullen kennismaken

Future

  • I will meet
  • you will meet
  • he/she/it will meet
  • we will meet
  • you will meet
  • they will meet

Toekomende tijd II

  • ik zal kennisgemaakt hebben
  • jij zult kennisgemaakt hebben
  • hij/zij/het zal kennisgemaakt hebben
  • wij zullen kennisgemaakt hebben
  • jullie zullen kennisgemaakt hebben
  • zij zullen kennisgemaakt hebben

Future perfect

  • I will have met
  • you will have met
  • he/she/it will have met
  • we will have met
  • you will have met
  • they will have met

Conditionalis I

  • ik zou kennismaken
  • jij zou kennismaken
  • hij/zij/het zou kennismaken
  • wij zouden kennismaken
  • jullie zouden kennismaken
  • zij zouden kennismaken

Conditional present

  • I would meet
  • you would meet
  • he/she/it would meet
  • we would meet
  • you would meet
  • they would meet

Conditionalis II

  • ik zou hebben kennisgemaakt
  • jij zou hebben kennisgemaakt
  • hij/zij/het zou hebben kennisgemaakt
  • wij zouden hebben kennisgemaakt
  • jullie zouden hebben kennisgemaakt
  • zij zouden hebben kennisgemaakt

Conditional perfect

  • I would have met
  • you would have met
  • he/she/it would have met
  • we would have met
  • you would have met
  • they would have met

Imperatief

  • jij maak kennis
  • jullie maakt kennis

Imperative

  • you meet
  • you meet

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van kennismaken