Vervoeging van kill
Onbepaalde wijs (infinitief): to kill
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it kills
- they kill
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het stroomt neer
- zij stromen neer
Simple past
- he/she/it killed
- they killed
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het stroomde neer
- zij stroomden neer
Present perfect
- he/she/it has killed
- they have killed
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is neergestroomd
- zij zijn neergestroomd
Past perfect
- he/she/it had killed
- they had killed
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was neergestroomd
- zij waren neergestroomd
Future
- he/she/it will kill
- they will kill
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal neerstromen
- zij zult neerstromen
Future perfect
- he/she/it will have killed
- they will have killed
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal neergestroomd zijn
- zij zult neergestroomd zijn
Conditional present
- he/she/it would kill
- they would kill
Conditionalis I
- hij/zij/het zal neerstromen
- zij zullen neerstromen
Conditional perfect
- he/she/it would have killed
- they would have killed
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn neergestroomd
- zij zullen zijn neergestroomd