Vervoeging van kloppen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik klop
- jij klopt
- hij/zij/het klopt
- wij kloppen
- jullie kloppen
- zij kloppen
Indicativo presente
- yo pego
- tú pegas
- él/ella pega
- nosotros pegamos
- vosotros pegáis
- ellos/ellas pegan
Onvoltooid verleden tijd
- ik klopte
- jij klopte
- hij/zij/het klopte
- wij klopten
- jullie klopten
- zij klopten
Indefinido
- yo pegué
- tú pegaste
- él/ella pegó
- nosotros pegamos
- vosotros pegasteis
- ellos/ellas pegaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geklopt
- jij hebt geklopt
- hij/zij/het heeft geklopt
- wij hebben geklopt
- jullie hebben geklopt
- zij hebben geklopt
Pretérito perfecto compuesto
- yo he pegado
- tú has pegado
- él/ella ha pegado
- nosotros hemos pegado
- vosotros habéis pegado
- ellos/ellas han pegado
Voltooid verleden tijd
- ik had geklopt
- jij had geklopt
- hij/zij/het had geklopt
- wij hadden geklopt
- jullie hadden geklopt
- zij hadden geklopt
Pluscuamperfecto
- yo había pegado
- tú habías pegado
- él/ella había pegado
- nosotros habíamos pegado
- vosotros habíais pegado
- ellos/ellas habían pegado
Toekomende tijd I
- ik zal kloppen
- jij zult kloppen
- hij/zij/het zal kloppen
- wij zullen kloppen
- jullie zullen kloppen
- zij zullen kloppen
Futuro I
- yo pegaré
- tú pegarás
- él/ella pegará
- nosotros pegaremos
- vosotros pegaréis
- ellos/ellas pegarán
Toekomende tijd II
- ik zal geklopt hebben
- jij zult geklopt hebben
- hij/zij/het zal geklopt hebben
- wij zullen geklopt hebben
- jullie zullen geklopt hebben
- zij zullen geklopt hebben
Futuro perfecto
- yo habré pegado
- tú habrás pegado
- él/ella habrá pegado
- nosotros habremos pegado
- vosotros habréis pegado
- ellos/ellas habrán pegado
Conditionalis I
- ik zou kloppen
- jij zou kloppen
- hij/zij/het zou kloppen
- wij zouden kloppen
- jullie zouden kloppen
- zij zouden kloppen
Condicional
- yo pegaría
- tú pegarías
- él/ella pegaría
- nosotros pegaríamos
- vosotros pegaríais
- ellos/ellas pegarían
Conditionalis II
- ik zou hebben geklopt
- jij zou hebben geklopt
- hij/zij/het zou hebben geklopt
- wij zouden hebben geklopt
- jullie zouden hebben geklopt
- zij zouden hebben geklopt
Condicional perfecto
- yo habría pegado
- tú habrías pegado
- él/ella habría pegado
- nosotros habríamos pegado
- vosotros habríais pegado
- ellos/ellas habrían pegado
Imperatief
- jij klop
- jullie klopt
Imperativo presente
- tú pega
- vosotros pegad