Vervoeging van krabben

Vertaling: rascar

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik krab
  • jij krabt
  • hij/zij/het krabt
  • wij krabben
  • jullie krabben
  • zij krabben

Indicativo presente

  • yo rasco
  • rascas
  • él/ella rasca
  • nosotros rascamos
  • vosotros rascáis
  • ellos/ellas rascan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik krabde
  • jij krabde
  • hij/zij/het krabde
  • wij krabden
  • jullie krabden
  • zij krabden

Indefinido

  • yo rasqué
  • rascaste
  • él/ella rascó
  • nosotros rascamos
  • vosotros rascasteis
  • ellos/ellas rascaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gekrabd
  • jij hebt gekrabd
  • hij/zij/het heeft gekrabd
  • wij hebben gekrabd
  • jullie hebben gekrabd
  • zij hebben gekrabd

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he rascado
  • has rascado
  • él/ella ha rascado
  • nosotros hemos rascado
  • vosotros habéis rascado
  • ellos/ellas han rascado

Voltooid verleden tijd

  • ik had gekrabd
  • jij had gekrabd
  • hij/zij/het had gekrabd
  • wij hadden gekrabd
  • jullie hadden gekrabd
  • zij hadden gekrabd

Pluscuamperfecto

  • yo había rascado
  • habías rascado
  • él/ella había rascado
  • nosotros habíamos rascado
  • vosotros habíais rascado
  • ellos/ellas habían rascado

Toekomende tijd I

  • ik zal krabben
  • jij zult krabben
  • hij/zij/het zal krabben
  • wij zullen krabben
  • jullie zullen krabben
  • zij zullen krabben

Futuro I

  • yo rascaré
  • rascarás
  • él/ella rascará
  • nosotros rascaremos
  • vosotros rascaréis
  • ellos/ellas rascarán

Toekomende tijd II

  • ik zal gekrabd hebben
  • jij zult gekrabd hebben
  • hij/zij/het zal gekrabd hebben
  • wij zullen gekrabd hebben
  • jullie zullen gekrabd hebben
  • zij zullen gekrabd hebben

Futuro perfecto

  • yo habré rascado
  • habrás rascado
  • él/ella habrá rascado
  • nosotros habremos rascado
  • vosotros habréis rascado
  • ellos/ellas habrán rascado

Conditionalis I

  • ik zou krabben
  • jij zou krabben
  • hij/zij/het zou krabben
  • wij zouden krabben
  • jullie zouden krabben
  • zij zouden krabben

Condicional

  • yo rascaría
  • rascarías
  • él/ella rascaría
  • nosotros rascaríamos
  • vosotros rascaríais
  • ellos/ellas rascarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben gekrabd
  • jij zou hebben gekrabd
  • hij/zij/het zou hebben gekrabd
  • wij zouden hebben gekrabd
  • jullie zouden hebben gekrabd
  • zij zouden hebben gekrabd

Condicional perfecto

  • yo habría rascado
  • habrías rascado
  • él/ella habría rascado
  • nosotros habríamos rascado
  • vosotros habríais rascado
  • ellos/ellas habrían rascado

Imperatief

  • jij krab
  • jullie krabt

Imperativo presente

  • rasca
  • vosotros rascad

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van krabben