Vervoeging van lack

Engels

Nederlands

Present

  • I lack
  • you lack
  • he/she/it lacks
  • we lack
  • you lack
  • they lack

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik mankeer
  • jij mankeert
  • hij/zij/het mankeert
  • wij mankeren
  • jullie mankeren
  • zij mankeren

Simple past

  • I lacked
  • you lacked
  • he/she/it lacked
  • we lacked
  • you lacked
  • they lacked

Onvoltooid verleden tijd

  • ik mankeerde
  • jij mankeerde
  • hij/zij/het mankeerde
  • wij mankeerden
  • jullie mankeerden
  • zij mankeerden

Present perfect

  • I have lacked
  • you have lacked
  • he/she/it has lacked
  • we have lacked
  • you have lacked
  • they have lacked

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gemankeerd
  • jij hebt gemankeerd
  • hij/zij/het heeft gemankeerd
  • wij hebben gemankeerd
  • jullie hebben gemankeerd
  • zij hebben gemankeerd

Past perfect

  • I had lacked
  • you had lacked
  • he/she/it had lacked
  • we had lacked
  • you had lacked
  • they had lacked

Voltooid verleden tijd

  • ik had gemankeerd
  • jij had gemankeerd
  • hij/zij/het had gemankeerd
  • wij hadden gemankeerd
  • jullie hadden gemankeerd
  • zij hadden gemankeerd

Future

  • I will lack
  • you will lack
  • he/she/it will lack
  • we will lack
  • you will lack
  • they will lack

Toekomende tijd I

  • ik zal mankeren
  • jij zult mankeren
  • hij/zij/het zal mankeren
  • wij zullen mankeren
  • jullie zullen mankeren
  • zij zullen mankeren

Future perfect

  • I will have lacked
  • you will have lacked
  • he/she/it will have lacked
  • we will have lacked
  • you will have lacked
  • they will have lacked

Toekomende tijd II

  • ik zal gemankeerd hebben
  • jij zult gemankeerd hebben
  • hij/zij/het zal gemankeerd hebben
  • wij zullen gemankeerd hebben
  • jullie zullen gemankeerd hebben
  • zij zullen gemankeerd hebben

Conditional present

  • I would lack
  • you would lack
  • he/she/it would lack
  • we would lack
  • you would lack
  • they would lack

Conditionalis I

  • ik zou mankeren
  • jij zou mankeren
  • hij/zij/het zou mankeren
  • wij zouden mankeren
  • jullie zouden mankeren
  • zij zouden mankeren

Conditional perfect

  • I would have lacked
  • you would have lacked
  • he/she/it would have lacked
  • we would have lacked
  • you would have lacked
  • they would have lacked

Conditionalis II

  • ik zou hebben gemankeerd
  • jij zou hebben gemankeerd
  • hij/zij/het zou hebben gemankeerd
  • wij zouden hebben gemankeerd
  • jullie zouden hebben gemankeerd
  • zij zouden hebben gemankeerd

Imperative

  • you lack
  • you lack

Imperatief

  • jij mankeer
  • jullie mankeert

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van lack