Vervoeging van laten
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik laat
- jij laat
- hij/zij/het laat
- wij laten
- jullie laten
- zij laten
Indicativo presente
- yo dejo
- tú dejas
- él/ella deja
- nosotros dejamos
- vosotros dejáis
- ellos/ellas dejan
Onvoltooid verleden tijd
- ik liet
- jij liet
- hij/zij/het liet
- wij lieten
- jullie lieten
- zij lieten
Indefinido
- yo dejé
- tú dejaste
- él/ella dejó
- nosotros dejamos
- vosotros dejasteis
- ellos/ellas dejaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gelaten
- jij hebt gelaten
- hij/zij/het heeft gelaten
- wij hebben gelaten
- jullie hebben gelaten
- zij hebben gelaten
Pretérito perfecto compuesto
- yo he dejado
- tú has dejado
- él/ella ha dejado
- nosotros hemos dejado
- vosotros habéis dejado
- ellos/ellas han dejado
Voltooid verleden tijd
- ik had gelaten
- jij had gelaten
- hij/zij/het had gelaten
- wij hadden gelaten
- jullie hadden gelaten
- zij hadden gelaten
Pluscuamperfecto
- yo había dejado
- tú habías dejado
- él/ella había dejado
- nosotros habíamos dejado
- vosotros habíais dejado
- ellos/ellas habían dejado
Toekomende tijd I
- ik zal laten
- jij zult laten
- hij/zij/het zal laten
- wij zullen laten
- jullie zullen laten
- zij zullen laten
Futuro I
- yo dejaré
- tú dejarás
- él/ella dejará
- nosotros dejaremos
- vosotros dejaréis
- ellos/ellas dejarán
Toekomende tijd II
- ik zal gelaten hebben
- jij zult gelaten hebben
- hij/zij/het zal gelaten hebben
- wij zullen gelaten hebben
- jullie zullen gelaten hebben
- zij zullen gelaten hebben
Futuro perfecto
- yo habré dejado
- tú habrás dejado
- él/ella habrá dejado
- nosotros habremos dejado
- vosotros habréis dejado
- ellos/ellas habrán dejado
Conditionalis I
- ik zou laten
- jij zou laten
- hij/zij/het zou laten
- wij zouden laten
- jullie zouden laten
- zij zouden laten
Condicional
- yo dejaría
- tú dejarías
- él/ella dejaría
- nosotros dejaríamos
- vosotros dejaríais
- ellos/ellas dejarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gelaten
- jij zou hebben gelaten
- hij/zij/het zou hebben gelaten
- wij zouden hebben gelaten
- jullie zouden hebben gelaten
- zij zouden hebben gelaten
Condicional perfecto
- yo habría dejado
- tú habrías dejado
- él/ella habría dejado
- nosotros habríamos dejado
- vosotros habríais dejado
- ellos/ellas habrían dejado
Imperatief
- jij laat
- jullie laat
Imperativo presente
- tú deja
- vosotros dejad