Vervoeging van leunen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik leun
  • jij leunt
  • hij/zij/het leunt
  • wij leunen
  • jullie leunen
  • zij leunen

Present

  • I bank
  • you bank
  • he/she/it banks
  • we bank
  • you bank
  • they bank

Onvoltooid verleden tijd

  • ik leunde
  • jij leunde
  • hij/zij/het leunde
  • wij leunden
  • jullie leunden
  • zij leunden

Simple past

  • I banked
  • you banked
  • he/she/it banked
  • we banked
  • you banked
  • they banked

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geleund
  • jij hebt geleund
  • hij/zij/het heeft geleund
  • wij hebben geleund
  • jullie hebben geleund
  • zij hebben geleund

Present perfect

  • I have banked
  • you have banked
  • he/she/it has banked
  • we have banked
  • you have banked
  • they have banked

Voltooid verleden tijd

  • ik had geleund
  • jij had geleund
  • hij/zij/het had geleund
  • wij hadden geleund
  • jullie hadden geleund
  • zij hadden geleund

Past perfect

  • I had banked
  • you had banked
  • he/she/it had banked
  • we had banked
  • you had banked
  • they had banked

Toekomende tijd I

  • ik zal leunen
  • jij zult leunen
  • hij/zij/het zal leunen
  • wij zullen leunen
  • jullie zullen leunen
  • zij zullen leunen

Future

  • I will bank
  • you will bank
  • he/she/it will bank
  • we will bank
  • you will bank
  • they will bank

Toekomende tijd II

  • ik zal geleund hebben
  • jij zult geleund hebben
  • hij/zij/het zal geleund hebben
  • wij zullen geleund hebben
  • jullie zullen geleund hebben
  • zij zullen geleund hebben

Future perfect

  • I will have banked
  • you will have banked
  • he/she/it will have banked
  • we will have banked
  • you will have banked
  • they will have banked

Conditionalis I

  • ik zou leunen
  • jij zou leunen
  • hij/zij/het zou leunen
  • wij zouden leunen
  • jullie zouden leunen
  • zij zouden leunen

Conditional present

  • I would bank
  • you would bank
  • he/she/it would bank
  • we would bank
  • you would bank
  • they would bank

Conditionalis II

  • ik zou hebben geleund
  • jij zou hebben geleund
  • hij/zij/het zou hebben geleund
  • wij zouden hebben geleund
  • jullie zouden hebben geleund
  • zij zouden hebben geleund

Conditional perfect

  • I would have banked
  • you would have banked
  • he/she/it would have banked
  • we would have banked
  • you would have banked
  • they would have banked

Imperatief

  • jij leun
  • jullie leunt

Imperative

  • you bank
  • you bank

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van leunen