Vervoeging van liquideren

Onbepaalde wijs (infinitief): liquideren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik liquideer
  • jij liquideert
  • hij/zij/het liquideert
  • wij liquideren
  • jullie liquideren
  • zij liquideren

Present

  • I eliminate
  • you eliminate
  • he/she/it eliminates
  • we eliminate
  • you eliminate
  • they eliminate

Onvoltooid verleden tijd

  • ik liquideerde
  • jij liquideerde
  • hij/zij/het liquideerde
  • wij liquideerden
  • jullie liquideerden
  • zij liquideerden

Simple past

  • I eliminated
  • you eliminated
  • he/she/it eliminated
  • we eliminated
  • you eliminated
  • they eliminated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geliquideerd
  • jij hebt geliquideerd
  • hij/zij/het heeft geliquideerd
  • wij hebben geliquideerd
  • jullie hebben geliquideerd
  • zij hebben geliquideerd

Present perfect

  • I have eliminated
  • you have eliminated
  • he/she/it has eliminated
  • we have eliminated
  • you have eliminated
  • they have eliminated

Voltooid verleden tijd

  • ik had geliquideerd
  • jij had geliquideerd
  • hij/zij/het had geliquideerd
  • wij hadden geliquideerd
  • jullie hadden geliquideerd
  • zij hadden geliquideerd

Past perfect

  • I had eliminated
  • you had eliminated
  • he/she/it had eliminated
  • we had eliminated
  • you had eliminated
  • they had eliminated

Toekomende tijd I

  • ik zal liquideren
  • jij zult liquideren
  • hij/zij/het zal liquideren
  • wij zullen liquideren
  • jullie zullen liquideren
  • zij zullen liquideren

Future

  • I will eliminate
  • you will eliminate
  • he/she/it will eliminate
  • we will eliminate
  • you will eliminate
  • they will eliminate

Toekomende tijd II

  • ik zal geliquideerd hebben
  • jij zult geliquideerd hebben
  • hij/zij/het zal geliquideerd hebben
  • wij zullen geliquideerd hebben
  • jullie zullen geliquideerd hebben
  • zij zullen geliquideerd hebben

Future perfect

  • I will have eliminated
  • you will have eliminated
  • he/she/it will have eliminated
  • we will have eliminated
  • you will have eliminated
  • they will have eliminated

Conditionalis I

  • ik zou liquideren
  • jij zou liquideren
  • hij/zij/het zou liquideren
  • wij zouden liquideren
  • jullie zouden liquideren
  • zij zouden liquideren

Conditional present

  • I would eliminate
  • you would eliminate
  • he/she/it would eliminate
  • we would eliminate
  • you would eliminate
  • they would eliminate

Conditionalis II

  • ik zou hebben geliquideerd
  • jij zou hebben geliquideerd
  • hij/zij/het zou hebben geliquideerd
  • wij zouden hebben geliquideerd
  • jullie zouden hebben geliquideerd
  • zij zouden hebben geliquideerd

Conditional perfect

  • I would have eliminated
  • you would have eliminated
  • he/she/it would have eliminated
  • we would have eliminated
  • you would have eliminated
  • they would have eliminated

Imperatief

  • jij liquideer
  • jullie liquideert

Imperative

  • you eliminate
  • you eliminate

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van liquideren