Vervoeging van mangelen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik mangel
  • jij mangelt
  • hij/zij/het mangelt
  • wij mangelen
  • jullie mangelen
  • zij mangelen

Present

  • I wring
  • you wring
  • he/she/it wrings
  • we wring
  • you wring
  • they wring

Onvoltooid verleden tijd

  • ik mangelde
  • jij mangelde
  • hij/zij/het mangelde
  • wij mangelden
  • jullie mangelden
  • zij mangelden

Simple past

  • I wrung
  • you wrung
  • he/she/it wrung
  • we wrung
  • you wrung
  • they wrung

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gemangeld
  • jij hebt gemangeld
  • hij/zij/het heeft gemangeld
  • wij hebben gemangeld
  • jullie hebben gemangeld
  • zij hebben gemangeld

Present perfect

  • I have wrung
  • you have wrung
  • he/she/it has wrung
  • we have wrung
  • you have wrung
  • they have wrung

Voltooid verleden tijd

  • ik had gemangeld
  • jij had gemangeld
  • hij/zij/het had gemangeld
  • wij hadden gemangeld
  • jullie hadden gemangeld
  • zij hadden gemangeld

Past perfect

  • I had wrung
  • you had wrung
  • he/she/it had wrung
  • we had wrung
  • you had wrung
  • they had wrung

Toekomende tijd I

  • ik zal mangelen
  • jij zult mangelen
  • hij/zij/het zal mangelen
  • wij zullen mangelen
  • jullie zullen mangelen
  • zij zullen mangelen

Future

  • I will wring
  • you will wring
  • he/she/it will wring
  • we will wring
  • you will wring
  • they will wring

Toekomende tijd II

  • ik zal gemangeld hebben
  • jij zult gemangeld hebben
  • hij/zij/het zal gemangeld hebben
  • wij zullen gemangeld hebben
  • jullie zullen gemangeld hebben
  • zij zullen gemangeld hebben

Future perfect

  • I will have wrung
  • you will have wrung
  • he/she/it will have wrung
  • we will have wrung
  • you will have wrung
  • they will have wrung

Conditionalis I

  • ik zou mangelen
  • jij zou mangelen
  • hij/zij/het zou mangelen
  • wij zouden mangelen
  • jullie zouden mangelen
  • zij zouden mangelen

Conditional present

  • I would wring
  • you would wring
  • he/she/it would wring
  • we would wring
  • you would wring
  • they would wring

Conditionalis II

  • ik zou hebben gemangeld
  • jij zou hebben gemangeld
  • hij/zij/het zou hebben gemangeld
  • wij zouden hebben gemangeld
  • jullie zouden hebben gemangeld
  • zij zouden hebben gemangeld

Conditional perfect

  • I would have wrung
  • you would have wrung
  • he/she/it would have wrung
  • we would have wrung
  • you would have wrung
  • they would have wrung

Imperatief

  • jij mangel
  • jullie mangelt

Imperative

  • you wring
  • you wring

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van mangelen