Engels

Nederlands

Present

  • I meet
  • you meet
  • he/she/it meets
  • we meet
  • you meet
  • they meet

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik overstroom
  • jij overstroomt
  • hij/zij/het overstroomt
  • wij overstromen
  • jullie overstromen
  • zij overstromen

Simple past

  • I met
  • you met
  • he/she/it met
  • we met
  • you met
  • they met

Onvoltooid verleden tijd

  • ik overstroomde
  • jij overstroomde
  • hij/zij/het overstroomde
  • wij overstroomden
  • jullie overstroomden
  • zij overstroomden

Present perfect

  • I have met
  • you have met
  • he/she/it has met
  • we have met
  • you have met
  • they have met

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb overstroomd
  • jij hebt overstroomd
  • hij/zij/het heeft overstroomd
  • wij hebben overstroomd
  • jullie hebben overstroomd
  • zij hebben overstroomd

Past perfect

  • I had met
  • you had met
  • he/she/it had met
  • we had met
  • you had met
  • they had met

Voltooid verleden tijd

  • ik had overstroomd
  • jij had overstroomd
  • hij/zij/het had overstroomd
  • wij hadden overstroomd
  • jullie hadden overstroomd
  • zij hadden overstroomd

Future

  • I will meet
  • you will meet
  • he/she/it will meet
  • we will meet
  • you will meet
  • they will meet

Toekomende tijd I

  • ik zal overstromen
  • jij zult overstromen
  • hij/zij/het zal overstromen
  • wij zullen overstromen
  • jullie zullen overstromen
  • zij zullen overstromen

Future perfect

  • I will have met
  • you will have met
  • he/she/it will have met
  • we will have met
  • you will have met
  • they will have met

Toekomende tijd II

  • ik zal overstroomd hebben
  • jij zult overstroomd hebben
  • hij/zij/het zal overstroomd hebben
  • wij zullen overstroomd hebben
  • jullie zullen overstroomd hebben
  • zij zullen overstroomd hebben

Conditional present

  • I would meet
  • you would meet
  • he/she/it would meet
  • we would meet
  • you would meet
  • they would meet

Conditionalis I

  • ik zou overstromen
  • jij zou overstromen
  • hij/zij/het zou overstromen
  • wij zouden overstromen
  • jullie zouden overstromen
  • zij zouden overstromen

Conditional perfect

  • I would have met
  • you would have met
  • he/she/it would have met
  • we would have met
  • you would have met
  • they would have met

Conditionalis II

  • ik zou hebben overstroomd
  • jij zou hebben overstroomd
  • hij/zij/het zou hebben overstroomd
  • wij zouden hebben overstroomd
  • jullie zouden hebben overstroomd
  • zij zouden hebben overstroomd

Verwijzingen

Bekijk 17 definitie(s) van meet