Vervoeging van meten
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik meet
- jij meet
- hij/zij/het meet
- wij meten
- jullie meten
- zij meten
Indicativo presente
- yo computo
- tú computas
- él/ella computa
- nosotros computamos
- vosotros computáis
- ellos/ellas computan
Onvoltooid verleden tijd
- ik mat
- jij mat
- hij/zij/het mat
- wij maten
- jullie maten
- zij maten
Indefinido
- yo computé
- tú computaste
- él/ella computó
- nosotros computamos
- vosotros computasteis
- ellos/ellas computaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemeten
- jij hebt gemeten
- hij/zij/het heeft gemeten
- wij hebben gemeten
- jullie hebben gemeten
- zij hebben gemeten
Pretérito perfecto compuesto
- yo he computado
- tú has computado
- él/ella ha computado
- nosotros hemos computado
- vosotros habéis computado
- ellos/ellas han computado
Voltooid verleden tijd
- ik had gemeten
- jij had gemeten
- hij/zij/het had gemeten
- wij hadden gemeten
- jullie hadden gemeten
- zij hadden gemeten
Pluscuamperfecto
- yo había computado
- tú habías computado
- él/ella había computado
- nosotros habíamos computado
- vosotros habíais computado
- ellos/ellas habían computado
Toekomende tijd I
- ik zal meten
- jij zult meten
- hij/zij/het zal meten
- wij zullen meten
- jullie zullen meten
- zij zullen meten
Futuro I
- yo computaré
- tú computarás
- él/ella computará
- nosotros computaremos
- vosotros computaréis
- ellos/ellas computarán
Toekomende tijd II
- ik zal gemeten hebben
- jij zult gemeten hebben
- hij/zij/het zal gemeten hebben
- wij zullen gemeten hebben
- jullie zullen gemeten hebben
- zij zullen gemeten hebben
Futuro perfecto
- yo habré computado
- tú habrás computado
- él/ella habrá computado
- nosotros habremos computado
- vosotros habréis computado
- ellos/ellas habrán computado
Conditionalis I
- ik zou meten
- jij zou meten
- hij/zij/het zou meten
- wij zouden meten
- jullie zouden meten
- zij zouden meten
Condicional
- yo computaría
- tú computarías
- él/ella computaría
- nosotros computaríamos
- vosotros computaríais
- ellos/ellas computarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gemeten
- jij zou hebben gemeten
- hij/zij/het zou hebben gemeten
- wij zouden hebben gemeten
- jullie zouden hebben gemeten
- zij zouden hebben gemeten
Condicional perfecto
- yo habría computado
- tú habrías computado
- él/ella habría computado
- nosotros habríamos computado
- vosotros habríais computado
- ellos/ellas habrían computado
Imperatief
- jij meet
- jullie meet
Imperativo presente
- tú computa
- vosotros computad