Vervoeging van mist
Onbepaalde wijs (infinitief): to mist
Engels
Nederlands
Present
- I mist
- you mist
- he/she/it mists
- we mist
- you mist
- they mist
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik benevel
- jij benevelt
- hij/zij/het benevelt
- wij benevelen
- jullie benevelen
- zij benevelen
Simple past
- I misted
- you misted
- he/she/it misted
- we misted
- you misted
- they misted
Onvoltooid verleden tijd
- ik benevelde
- jij benevelde
- hij/zij/het benevelde
- wij benevelden
- jullie benevelden
- zij benevelden
Present perfect
- I have misted
- you have misted
- he/she/it has misted
- we have misted
- you have misted
- they have misted
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb beneveld
- jij hebt beneveld
- hij/zij/het heeft beneveld
- wij hebben beneveld
- jullie hebben beneveld
- zij hebben beneveld
Past perfect
- I had misted
- you had misted
- he/she/it had misted
- we had misted
- you had misted
- they had misted
Voltooid verleden tijd
- ik had beneveld
- jij had beneveld
- hij/zij/het had beneveld
- wij hadden beneveld
- jullie hadden beneveld
- zij hadden beneveld
Future
- I will mist
- you will mist
- he/she/it will mist
- we will mist
- you will mist
- they will mist
Toekomende tijd I
- ik zal benevelen
- jij zult benevelen
- hij/zij/het zal benevelen
- wij zullen benevelen
- jullie zullen benevelen
- zij zullen benevelen
Future perfect
- I will have misted
- you will have misted
- he/she/it will have misted
- we will have misted
- you will have misted
- they will have misted
Toekomende tijd II
- ik zal beneveld hebben
- jij zult beneveld hebben
- hij/zij/het zal beneveld hebben
- wij zullen beneveld hebben
- jullie zullen beneveld hebben
- zij zullen beneveld hebben
Conditional present
- I would mist
- you would mist
- he/she/it would mist
- we would mist
- you would mist
- they would mist
Conditionalis I
- ik zou benevelen
- jij zou benevelen
- hij/zij/het zou benevelen
- wij zouden benevelen
- jullie zouden benevelen
- zij zouden benevelen
Conditional perfect
- I would have misted
- you would have misted
- he/she/it would have misted
- we would have misted
- you would have misted
- they would have misted
Conditionalis II
- ik zou hebben beneveld
- jij zou hebben beneveld
- hij/zij/het zou hebben beneveld
- wij zouden hebben beneveld
- jullie zouden hebben beneveld
- zij zouden hebben beneveld
Imperative
- you mist
- you mist
Imperatief
- jij benevel
- jullie benevelt