Vervoeging van mitigeren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik mitigeer
  • jij mitigeert
  • hij/zij/het mitigeert
  • wij mitigeren
  • jullie mitigeren
  • zij mitigeren

Present

  • I alleviate
  • you alleviate
  • he/she/it alleviates
  • we alleviate
  • you alleviate
  • they alleviate

Onvoltooid verleden tijd

  • ik mitigeerde
  • jij mitigeerde
  • hij/zij/het mitigeerde
  • wij mitigeerden
  • jullie mitigeerden
  • zij mitigeerden

Simple past

  • I alleviated
  • you alleviated
  • he/she/it alleviated
  • we alleviated
  • you alleviated
  • they alleviated

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gemitigeerd
  • jij hebt gemitigeerd
  • hij/zij/het heeft gemitigeerd
  • wij hebben gemitigeerd
  • jullie hebben gemitigeerd
  • zij hebben gemitigeerd

Present perfect

  • I have alleviated
  • you have alleviated
  • he/she/it has alleviated
  • we have alleviated
  • you have alleviated
  • they have alleviated

Voltooid verleden tijd

  • ik had gemitigeerd
  • jij had gemitigeerd
  • hij/zij/het had gemitigeerd
  • wij hadden gemitigeerd
  • jullie hadden gemitigeerd
  • zij hadden gemitigeerd

Past perfect

  • I had alleviated
  • you had alleviated
  • he/she/it had alleviated
  • we had alleviated
  • you had alleviated
  • they had alleviated

Toekomende tijd I

  • ik zal mitigeren
  • jij zult mitigeren
  • hij/zij/het zal mitigeren
  • wij zullen mitigeren
  • jullie zullen mitigeren
  • zij zullen mitigeren

Future

  • I will alleviate
  • you will alleviate
  • he/she/it will alleviate
  • we will alleviate
  • you will alleviate
  • they will alleviate

Toekomende tijd II

  • ik zal gemitigeerd hebben
  • jij zult gemitigeerd hebben
  • hij/zij/het zal gemitigeerd hebben
  • wij zullen gemitigeerd hebben
  • jullie zullen gemitigeerd hebben
  • zij zullen gemitigeerd hebben

Future perfect

  • I will have alleviated
  • you will have alleviated
  • he/she/it will have alleviated
  • we will have alleviated
  • you will have alleviated
  • they will have alleviated

Conditionalis I

  • ik zou mitigeren
  • jij zou mitigeren
  • hij/zij/het zou mitigeren
  • wij zouden mitigeren
  • jullie zouden mitigeren
  • zij zouden mitigeren

Conditional present

  • I would alleviate
  • you would alleviate
  • he/she/it would alleviate
  • we would alleviate
  • you would alleviate
  • they would alleviate

Conditionalis II

  • ik zou hebben gemitigeerd
  • jij zou hebben gemitigeerd
  • hij/zij/het zou hebben gemitigeerd
  • wij zouden hebben gemitigeerd
  • jullie zouden hebben gemitigeerd
  • zij zouden hebben gemitigeerd

Conditional perfect

  • I would have alleviated
  • you would have alleviated
  • he/she/it would have alleviated
  • we would have alleviated
  • you would have alleviated
  • they would have alleviated

Imperatief

  • jij mitigeer
  • jullie mitigeert

Imperative

  • you alleviate
  • you alleviate

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van mitigeren