Vervoeging van mogen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik mag
- jij mag
- hij/zij/het mag
- wij mogen
- jullie mogen
- zij mogen
Present
- I prize
- you prize
- he/she/it prizes
- we prize
- you prize
- they prize
Onvoltooid verleden tijd
- ik mocht
- jij mocht
- hij/zij/het mocht
- wij mochten
- jullie mochten
- zij mochten
Simple past
- I prized
- you prized
- he/she/it prized
- we prized
- you prized
- they prized
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gemogen
- jij hebt gemogen
- hij/zij/het heeft gemogen
- wij hebben gemogen
- jullie hebben gemogen
- zij hebben gemogen
Present perfect
- I have prized
- you have prized
- he/she/it has prized
- we have prized
- you have prized
- they have prized
Voltooid verleden tijd
- ik had gemogen
- jij had gemogen
- hij/zij/het had gemogen
- wij hadden gemogen
- jullie hadden gemogen
- zij hadden gemogen
Past perfect
- I had prized
- you had prized
- he/she/it had prized
- we had prized
- you had prized
- they had prized
Toekomende tijd I
- ik zal mogen
- jij zult mogen
- hij/zij/het zal mogen
- wij zullen mogen
- jullie zullen mogen
- zij zullen mogen
Future
- I will prize
- you will prize
- he/she/it will prize
- we will prize
- you will prize
- they will prize
Toekomende tijd II
- ik zal gemogen hebben
- jij zult gemogen hebben
- hij/zij/het zal gemogen hebben
- wij zullen gemogen hebben
- jullie zullen gemogen hebben
- zij zullen gemogen hebben
Future perfect
- I will have prized
- you will have prized
- he/she/it will have prized
- we will have prized
- you will have prized
- they will have prized
Conditionalis I
- ik zou mogen
- jij zou mogen
- hij/zij/het zou mogen
- wij zouden mogen
- jullie zouden mogen
- zij zouden mogen
Conditional present
- I would prize
- you would prize
- he/she/it would prize
- we would prize
- you would prize
- they would prize
Conditionalis II
- ik zou hebben gemogen
- jij zou hebben gemogen
- hij/zij/het zou hebben gemogen
- wij zouden hebben gemogen
- jullie zouden hebben gemogen
- zij zouden hebben gemogen
Conditional perfect
- I would have prized
- you would have prized
- he/she/it would have prized
- we would have prized
- you would have prized
- they would have prized