Vervoeging van monopolize

Onbepaalde wijs (infinitief): to monopolize

Engels

Nederlands

Present

  • I monopolize
  • you monopolize
  • he/she/it monopolizes
  • we monopolize
  • you monopolize
  • they monopolize

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik monopoliseer
  • jij monopoliseert
  • hij/zij/het monopoliseert
  • wij monopoliseren
  • jullie monopoliseren
  • zij monopoliseren

Simple past

  • I monopolized
  • you monopolized
  • he/she/it monopolized
  • we monopolized
  • you monopolized
  • they monopolized

Onvoltooid verleden tijd

  • ik monopoliseerde
  • jij monopoliseerde
  • hij/zij/het monopoliseerde
  • wij monopoliseerden
  • jullie monopoliseerden
  • zij monopoliseerden

Present perfect

  • I have monopolized
  • you have monopolized
  • he/she/it has monopolized
  • we have monopolized
  • you have monopolized
  • they have monopolized

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gemonopoliseerd
  • jij hebt gemonopoliseerd
  • hij/zij/het heeft gemonopoliseerd
  • wij hebben gemonopoliseerd
  • jullie hebben gemonopoliseerd
  • zij hebben gemonopoliseerd

Past perfect

  • I had monopolized
  • you had monopolized
  • he/she/it had monopolized
  • we had monopolized
  • you had monopolized
  • they had monopolized

Voltooid verleden tijd

  • ik had gemonopoliseerd
  • jij had gemonopoliseerd
  • hij/zij/het had gemonopoliseerd
  • wij hadden gemonopoliseerd
  • jullie hadden gemonopoliseerd
  • zij hadden gemonopoliseerd

Future

  • I will monopolize
  • you will monopolize
  • he/she/it will monopolize
  • we will monopolize
  • you will monopolize
  • they will monopolize

Toekomende tijd I

  • ik zal monopoliseren
  • jij zult monopoliseren
  • hij/zij/het zal monopoliseren
  • wij zullen monopoliseren
  • jullie zullen monopoliseren
  • zij zullen monopoliseren

Future perfect

  • I will have monopolized
  • you will have monopolized
  • he/she/it will have monopolized
  • we will have monopolized
  • you will have monopolized
  • they will have monopolized

Toekomende tijd II

  • ik zal gemonopoliseerd hebben
  • jij zult gemonopoliseerd hebben
  • hij/zij/het zal gemonopoliseerd hebben
  • wij zullen gemonopoliseerd hebben
  • jullie zullen gemonopoliseerd hebben
  • zij zullen gemonopoliseerd hebben

Conditional present

  • I would monopolize
  • you would monopolize
  • he/she/it would monopolize
  • we would monopolize
  • you would monopolize
  • they would monopolize

Conditionalis I

  • ik zou monopoliseren
  • jij zou monopoliseren
  • hij/zij/het zou monopoliseren
  • wij zouden monopoliseren
  • jullie zouden monopoliseren
  • zij zouden monopoliseren

Conditional perfect

  • I would have monopolized
  • you would have monopolized
  • he/she/it would have monopolized
  • we would have monopolized
  • you would have monopolized
  • they would have monopolized

Conditionalis II

  • ik zou hebben gemonopoliseerd
  • jij zou hebben gemonopoliseerd
  • hij/zij/het zou hebben gemonopoliseerd
  • wij zouden hebben gemonopoliseerd
  • jullie zouden hebben gemonopoliseerd
  • zij zouden hebben gemonopoliseerd

Imperative

  • you monopolize
  • you monopolize

Imperatief

  • jij monopoliseer
  • jullie monopoliseert

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van monopolize