Vervoeging van neertellen

Onbepaalde wijs (infinitief): neertellen

Vertaling: contare

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik tel neer
  • jij telt neer
  • hij/zij/het telt neer
  • wij tellen neer
  • jullie tellen neer
  • zij tellen neer

Presente

  • io conto
  • tu conti
  • lui/lei/Lei conta
  • noi contiamo
  • voi/Voi contate
  • loro/Loro contano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik telde neer
  • jij telde neer
  • hij/zij/het telde neer
  • wij telden neer
  • jullie telden neer
  • zij telden neer

Imperfetto

  • io contavo
  • tu contavi
  • lui/lei/Lei contava
  • noi contavamo
  • voi/Voi contavate
  • loro/Loro contavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb neergeteld
  • jij hebt neergeteld
  • hij/zij/het heeft neergeteld
  • wij hebben neergeteld
  • jullie hebben neergeteld
  • zij hebben neergeteld

Passato prossimo

  • io ho contato
  • tu hai contato
  • lui/lei/Lei ha contato
  • noi abbiamo contato
  • voi/Voi avete contato
  • loro/Loro hanno contato

Voltooid verleden tijd

  • ik had neergeteld
  • jij had neergeteld
  • hij/zij/het had neergeteld
  • wij hadden neergeteld
  • jullie hadden neergeteld
  • zij hadden neergeteld

Trapassato prossimo

  • io avevo contato
  • tu avevi contato
  • lui/lei/Lei aveva contato
  • noi avevamo contato
  • voi/Voi avevate contato
  • loro/Loro avevano contato

Toekomende tijd I

  • ik zal neertellen
  • jij zult neertellen
  • hij/zij/het zal neertellen
  • wij zullen neertellen
  • jullie zullen neertellen
  • zij zullen neertellen

Futuro semplice

  • io conterò
  • tu conterai
  • lui/lei/Lei conterà
  • noi conteremo
  • voi/Voi conterete
  • loro/Loro conteranno

Toekomende tijd II

  • ik zal neergeteld hebben
  • jij zult neergeteld hebben
  • hij/zij/het zal neergeteld hebben
  • wij zullen neergeteld hebben
  • jullie zullen neergeteld hebben
  • zij zullen neergeteld hebben

Futuro anteriore

  • io avrò contato
  • tu avrai contato
  • lui/lei/Lei avrà contato
  • noi avremo contato
  • voi/Voi avrete contato
  • loro/Loro avranno contato

Conditionalis I

  • ik zou neertellen
  • jij zou neertellen
  • hij/zij/het zou neertellen
  • wij zouden neertellen
  • jullie zouden neertellen
  • zij zouden neertellen

Condizionale presente

  • io conterei
  • tu conteresti
  • lui/lei/Lei conterebbe
  • noi conteremmo
  • voi/Voi contereste
  • loro/Loro conterebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben neergeteld
  • jij zou hebben neergeteld
  • hij/zij/het zou hebben neergeteld
  • wij zouden hebben neergeteld
  • jullie zouden hebben neergeteld
  • zij zouden hebben neergeteld

Condizionale passato

  • io avrei contato
  • tu avresti contato
  • lui/lei/Lei avrebbe contato
  • noi avremmo contato
  • voi/Voi avreste contato
  • loro/Loro avrebbero contato

Imperatief

  • jij tel neer
  • jullie telt neer

Imperativo

  • tu conta
  • voi/Voi contate

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van neertellen