Vervoeging van onderdrukken

Onbepaalde wijs (infinitief): onderdrukken

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik onderdruk
  • jij onderdrukt
  • hij/zij/het onderdrukt
  • wij onderdrukken
  • jullie onderdrukken
  • zij onderdrukken

Präsens Indikativ

  • ich bezwinge
  • du bezwingst
  • er/sie/es bezwingt
  • wir bezwingen
  • ihr bezwingt
  • sie bezwingen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik onderdrukte
  • jij onderdrukte
  • hij/zij/het onderdrukte
  • wij onderdrukten
  • jullie onderdrukten
  • zij onderdrukten

Präteritum Indikativ

  • ich bezwang
  • du bezwangst
  • er/sie/es bezwang
  • wir bezwangen
  • ihr bezwangt
  • sie bezwangen

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb onderdrukt
  • jij hebt onderdrukt
  • hij/zij/het heeft onderdrukt
  • wij hebben onderdrukt
  • jullie hebben onderdrukt
  • zij hebben onderdrukt

Perfekt Indikativ

  • ich habe bezwungen
  • du hast bezwungen
  • er/sie/es hat bezwungen
  • wir haben bezwungen
  • ihr habt bezwungen
  • sie haben bezwungen

Voltooid verleden tijd

  • ik had onderdrukt
  • jij had onderdrukt
  • hij/zij/het had onderdrukt
  • wij hadden onderdrukt
  • jullie hadden onderdrukt
  • zij hadden onderdrukt

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte bezwungen
  • du hattest bezwungen
  • er/sie/es hatte bezwungen
  • wir hatten bezwungen
  • ihr hattet bezwungen
  • sie hatten bezwungen

Toekomende tijd I

  • ik zal onderdrukken
  • jij zult onderdrukken
  • hij/zij/het zal onderdrukken
  • wij zullen onderdrukken
  • jullie zullen onderdrukken
  • zij zullen onderdrukken

Futur I Indikativ

  • ich werde bezwingen
  • du wirst bezwingen
  • er/sie/es wird bezwingen
  • wir werden bezwingen
  • ihr werdet bezwingen
  • sie werden bezwingen

Toekomende tijd II

  • ik zal onderdrukt hebben
  • jij zult onderdrukt hebben
  • hij/zij/het zal onderdrukt hebben
  • wij zullen onderdrukt hebben
  • jullie zullen onderdrukt hebben
  • zij zullen onderdrukt hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde bezwungen haben
  • du wirst bezwungen haben
  • er/sie/es wird bezwungen haben
  • wir werden bezwungen haben
  • ihr werdet bezwungen haben
  • sie werden bezwungen haben

Conditionalis I

  • ik zou onderdrukken
  • jij zou onderdrukken
  • hij/zij/het zou onderdrukken
  • wij zouden onderdrukken
  • jullie zouden onderdrukken
  • zij zouden onderdrukken

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde bezwingen
  • du würdest bezwingen
  • er/sie/es würde bezwingen
  • wir würden bezwingen
  • ihr würdet bezwingen
  • sie würden bezwingen

Conditionalis II

  • ik zou hebben onderdrukt
  • jij zou hebben onderdrukt
  • hij/zij/het zou hebben onderdrukt
  • wij zouden hebben onderdrukt
  • jullie zouden hebben onderdrukt
  • zij zouden hebben onderdrukt

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde bezwungen haben
  • du würdest bezwungen haben
  • er/sie/es würde bezwungen haben
  • wir würden bezwungen haben
  • ihr würdet bezwungen haben
  • sie würden bezwungen haben

Imperatief

  • jij onderdruk
  • jullie onderdrukt

Imperativ

  • du bezwing(e)
  • ihr bezwingt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van onderdrukken