Vervoeging van onderkennen

Onbepaalde wijs (infinitief): onderkennen

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik onderken
  • jij onderkent
  • hij/zij/het onderkent
  • wij onderkennen
  • jullie onderkennen
  • zij onderkennen

Presente

  • io distinguo
  • tu distingui
  • lui/lei/Lei distingue
  • noi distinguiamo
  • voi/Voi distinguete
  • loro/Loro distinguono

Onvoltooid verleden tijd

  • ik onderkende
  • jij onderkende
  • hij/zij/het onderkende
  • wij onderkenden
  • jullie onderkenden
  • zij onderkenden

Imperfetto

  • io distinguevo
  • tu distinguevi
  • lui/lei/Lei distingueva
  • noi distinguevamo
  • voi/Voi distinguevate
  • loro/Loro distinguevano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb onderkend
  • jij hebt onderkend
  • hij/zij/het heeft onderkend
  • wij hebben onderkend
  • jullie hebben onderkend
  • zij hebben onderkend

Passato prossimo

  • io ho distinto
  • tu hai distinto
  • lui/lei/Lei ha distinto
  • noi abbiamo distinto
  • voi/Voi avete distinto
  • loro/Loro hanno distinto

Voltooid verleden tijd

  • ik had onderkend
  • jij had onderkend
  • hij/zij/het had onderkend
  • wij hadden onderkend
  • jullie hadden onderkend
  • zij hadden onderkend

Trapassato prossimo

  • io avevo distinto
  • tu avevi distinto
  • lui/lei/Lei aveva distinto
  • noi avevamo distinto
  • voi/Voi avevate distinto
  • loro/Loro avevano distinto

Toekomende tijd I

  • ik zal onderkennen
  • jij zult onderkennen
  • hij/zij/het zal onderkennen
  • wij zullen onderkennen
  • jullie zullen onderkennen
  • zij zullen onderkennen

Futuro semplice

  • io distinguerò
  • tu distinguerai
  • lui/lei/Lei distinguerà
  • noi distingueremo
  • voi/Voi distinguerete
  • loro/Loro distingueranno

Toekomende tijd II

  • ik zal onderkend hebben
  • jij zult onderkend hebben
  • hij/zij/het zal onderkend hebben
  • wij zullen onderkend hebben
  • jullie zullen onderkend hebben
  • zij zullen onderkend hebben

Futuro anteriore

  • io avrò distinto
  • tu avrai distinto
  • lui/lei/Lei avrà distinto
  • noi avremo distinto
  • voi/Voi avrete distinto
  • loro/Loro avranno distinto

Conditionalis I

  • ik zou onderkennen
  • jij zou onderkennen
  • hij/zij/het zou onderkennen
  • wij zouden onderkennen
  • jullie zouden onderkennen
  • zij zouden onderkennen

Condizionale presente

  • io distinguerei
  • tu distingueresti
  • lui/lei/Lei distinguerebbe
  • noi distingueremmo
  • voi/Voi distinguereste
  • loro/Loro distinguerebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben onderkend
  • jij zou hebben onderkend
  • hij/zij/het zou hebben onderkend
  • wij zouden hebben onderkend
  • jullie zouden hebben onderkend
  • zij zouden hebben onderkend

Condizionale passato

  • io avrei distinto
  • tu avresti distinto
  • lui/lei/Lei avrebbe distinto
  • noi avremmo distinto
  • voi/Voi avreste distinto
  • loro/Loro avrebbero distinto

Imperatief

  • jij onderken
  • jullie onderkent

Imperativo

  • tu distingui
  • voi/Voi distinguete