Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ontbind
  • jij ontbindt
  • hij/zij/het ontbindt
  • wij ontbinden
  • jullie ontbinden
  • zij ontbinden

Present

  • I analyse
  • you analyse
  • he/she/it analyses
  • we analyse
  • you analyse
  • they analyse

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ontbond
  • jij ontbond
  • hij/zij/het ontbond
  • wij ontbonden
  • jullie ontbonden
  • zij ontbonden

Simple past

  • I analysed
  • you analysed
  • he/she/it analysed
  • we analysed
  • you analysed
  • they analysed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ontbonden
  • jij hebt ontbonden
  • hij/zij/het heeft ontbonden
  • wij hebben ontbonden
  • jullie hebben ontbonden
  • zij hebben ontbonden

Present perfect

  • I have analysed
  • you have analysed
  • he/she/it has analysed
  • we have analysed
  • you have analysed
  • they have analysed

Voltooid verleden tijd

  • ik had ontbonden
  • jij had ontbonden
  • hij/zij/het had ontbonden
  • wij hadden ontbonden
  • jullie hadden ontbonden
  • zij hadden ontbonden

Past perfect

  • I had analysed
  • you had analysed
  • he/she/it had analysed
  • we had analysed
  • you had analysed
  • they had analysed

Toekomende tijd I

  • ik zal ontbinden
  • jij zult ontbinden
  • hij/zij/het zal ontbinden
  • wij zullen ontbinden
  • jullie zullen ontbinden
  • zij zullen ontbinden

Future

  • I will analyse
  • you will analyse
  • he/she/it will analyse
  • we will analyse
  • you will analyse
  • they will analyse

Toekomende tijd II

  • ik zal ontbonden hebben
  • jij zult ontbonden hebben
  • hij/zij/het zal ontbonden hebben
  • wij zullen ontbonden hebben
  • jullie zullen ontbonden hebben
  • zij zullen ontbonden hebben

Future perfect

  • I will have analysed
  • you will have analysed
  • he/she/it will have analysed
  • we will have analysed
  • you will have analysed
  • they will have analysed

Conditionalis I

  • ik zou ontbinden
  • jij zou ontbinden
  • hij/zij/het zou ontbinden
  • wij zouden ontbinden
  • jullie zouden ontbinden
  • zij zouden ontbinden

Conditional present

  • I would analyse
  • you would analyse
  • he/she/it would analyse
  • we would analyse
  • you would analyse
  • they would analyse

Conditionalis II

  • ik zou hebben ontbonden
  • jij zou hebben ontbonden
  • hij/zij/het zou hebben ontbonden
  • wij zouden hebben ontbonden
  • jullie zouden hebben ontbonden
  • zij zouden hebben ontbonden

Conditional perfect

  • I would have analysed
  • you would have analysed
  • he/she/it would have analysed
  • we would have analysed
  • you would have analysed
  • they would have analysed

Imperatief

  • jij ontbind
  • jullie ontbindt

Imperative

  • you analyse
  • you analyse

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van ontbinden