Vervoeging van ontgaan

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ontga
  • jij ontgaat
  • hij/zij/het ontgaat
  • wij ontgaan
  • jullie ontgaan
  • zij ontgaan

Präsens Indikativ

  • ich fliehe
  • du fliehst
  • er/sie/es flieht
  • wir fliehen
  • ihr flieht
  • sie fliehen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik ontging
  • jij ontging
  • hij/zij/het ontging
  • wij ontgingen
  • jullie ontgingen
  • zij ontgingen

Präteritum Indikativ

  • ich floh
  • du flohst
  • er/sie/es floh
  • wir flohen
  • ihr floht
  • sie flohen

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben ontgaan
  • jij bent ontgaan
  • hij/zij/het is ontgaan
  • wij zijn ontgaan
  • jullie zijn ontgaan
  • zij zijn ontgaan

Perfekt Indikativ

  • ich bin geflohen
  • du bist geflohen
  • er/sie/es ist geflohen
  • wir sind geflohen
  • ihr seid geflohen
  • sie sind geflohen

Voltooid verleden tijd

  • ik was ontgaan
  • jij was ontgaan
  • hij/zij/het was ontgaan
  • wij waren ontgaan
  • jullie waren ontgaan
  • zij waren ontgaan

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich war geflohen
  • du warst geflohen
  • er/sie/es war geflohen
  • wir waren geflohen
  • ihr wart geflohen
  • sie waren geflohen

Toekomende tijd I

  • ik zal ontgaan
  • jij zult ontgaan
  • hij/zij/het zal ontgaan
  • wij zullen ontgaan
  • jullie zullen ontgaan
  • zij zullen ontgaan

Futur I Indikativ

  • ich werde fliehen
  • du wirst fliehen
  • er/sie/es wird fliehen
  • wir werden fliehen
  • ihr werdet fliehen
  • sie werden fliehen

Toekomende tijd II

  • ik zal ontgaan zijn
  • jij zult ontgaan zijn
  • hij/zij/het zal ontgaan zijn
  • wij zullen ontgaan zijn
  • jullie zullen ontgaan zijn
  • zij zullen ontgaan zijn

Futur II Indikativ

  • ich werde geflohen sein
  • du wirst geflohen sein
  • er/sie/es wird geflohen sein
  • wir werden geflohen sein
  • ihr werdet geflohen sein
  • sie werden geflohen sein

Conditionalis I

  • ik zou ontgaan
  • jij zou ontgaan
  • hij/zij/het zou ontgaan
  • wij zouden ontgaan
  • jullie zouden ontgaan
  • zij zouden ontgaan

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde fliehen
  • du würdest fliehen
  • er/sie/es würde fliehen
  • wir würden fliehen
  • ihr würdet fliehen
  • sie würden fliehen

Conditionalis II

  • ik zou zijn ontgaan
  • jij zou zijn ontgaan
  • hij/zij/het zou zijn ontgaan
  • wij zouden zijn ontgaan
  • jullie zouden zijn ontgaan
  • zij zouden zijn ontgaan

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde geflohen sein
  • du würdest geflohen sein
  • er/sie/es würde geflohen sein
  • wir würden geflohen sein
  • ihr würdet geflohen sein
  • sie würden geflohen sein

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van ontgaan