Vervoeging van opfokken

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik fok op
  • jij fokt op
  • hij/zij/het fokt op
  • wij fokken op
  • jullie fokken op
  • zij fokken op

Present

  • I rear
  • you rear
  • he/she/it rears
  • we rear
  • you rear
  • they rear

Onvoltooid verleden tijd

  • ik fokte op
  • jij fokte op
  • hij/zij/het fokte op
  • wij fokten op
  • jullie fokten op
  • zij fokten op

Simple past

  • I reared
  • you reared
  • he/she/it reared
  • we reared
  • you reared
  • they reared

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb opgefokt
  • jij hebt opgefokt
  • hij/zij/het heeft opgefokt
  • wij hebben opgefokt
  • jullie hebben opgefokt
  • zij hebben opgefokt

Present perfect

  • I have reared
  • you have reared
  • he/she/it has reared
  • we have reared
  • you have reared
  • they have reared

Voltooid verleden tijd

  • ik had opgefokt
  • jij had opgefokt
  • hij/zij/het had opgefokt
  • wij hadden opgefokt
  • jullie hadden opgefokt
  • zij hadden opgefokt

Past perfect

  • I had reared
  • you had reared
  • he/she/it had reared
  • we had reared
  • you had reared
  • they had reared

Toekomende tijd I

  • ik zal opfokken
  • jij zult opfokken
  • hij/zij/het zal opfokken
  • wij zullen opfokken
  • jullie zullen opfokken
  • zij zullen opfokken

Future

  • I will rear
  • you will rear
  • he/she/it will rear
  • we will rear
  • you will rear
  • they will rear

Toekomende tijd II

  • ik zal opgefokt hebben
  • jij zult opgefokt hebben
  • hij/zij/het zal opgefokt hebben
  • wij zullen opgefokt hebben
  • jullie zullen opgefokt hebben
  • zij zullen opgefokt hebben

Future perfect

  • I will have reared
  • you will have reared
  • he/she/it will have reared
  • we will have reared
  • you will have reared
  • they will have reared

Conditionalis I

  • ik zou opfokken
  • jij zou opfokken
  • hij/zij/het zou opfokken
  • wij zouden opfokken
  • jullie zouden opfokken
  • zij zouden opfokken

Conditional present

  • I would rear
  • you would rear
  • he/she/it would rear
  • we would rear
  • you would rear
  • they would rear

Conditionalis II

  • ik zou hebben opgefokt
  • jij zou hebben opgefokt
  • hij/zij/het zou hebben opgefokt
  • wij zouden hebben opgefokt
  • jullie zouden hebben opgefokt
  • zij zouden hebben opgefokt

Conditional perfect

  • I would have reared
  • you would have reared
  • he/she/it would have reared
  • we would have reared
  • you would have reared
  • they would have reared

Imperatief

  • jij fok op
  • jullie fokt op

Imperative

  • you rear
  • you rear

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van opfokken