Vervoeging van opgaan
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ga op
- jij gaat op
- hij/zij/het gaat op
- wij gaan op
- jullie gaan op
- zij gaan op
Present
- I count
- you count
- he/she/it counts
- we count
- you count
- they count
Onvoltooid verleden tijd
- ik ging op
- jij ging op
- hij/zij/het ging op
- wij gingen op
- jullie gingen op
- zij gingen op
Simple past
- I counted
- you counted
- he/she/it counted
- we counted
- you counted
- they counted
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben opgegaan
- jij bent opgegaan
- hij/zij/het is opgegaan
- wij zijn opgegaan
- jullie zijn opgegaan
- zij zijn opgegaan
Present perfect
- I have counted
- you have counted
- he/she/it has counted
- we have counted
- you have counted
- they have counted
Voltooid verleden tijd
- ik was opgegaan
- jij was opgegaan
- hij/zij/het was opgegaan
- wij waren opgegaan
- jullie waren opgegaan
- zij waren opgegaan
Past perfect
- I had counted
- you had counted
- he/she/it had counted
- we had counted
- you had counted
- they had counted
Toekomende tijd I
- ik zal opgaan
- jij zult opgaan
- hij/zij/het zal opgaan
- wij zullen opgaan
- jullie zullen opgaan
- zij zullen opgaan
Future
- I will count
- you will count
- he/she/it will count
- we will count
- you will count
- they will count
Toekomende tijd II
- ik zal opgegaan zijn
- jij zult opgegaan zijn
- hij/zij/het zal opgegaan zijn
- wij zullen opgegaan zijn
- jullie zullen opgegaan zijn
- zij zullen opgegaan zijn
Future perfect
- I will have counted
- you will have counted
- he/she/it will have counted
- we will have counted
- you will have counted
- they will have counted
Conditionalis I
- ik zou opgaan
- jij zou opgaan
- hij/zij/het zou opgaan
- wij zouden opgaan
- jullie zouden opgaan
- zij zouden opgaan
Conditional present
- I would count
- you would count
- he/she/it would count
- we would count
- you would count
- they would count
Conditionalis II
- ik zou zijn opgegaan
- jij zou zijn opgegaan
- hij/zij/het zou zijn opgegaan
- wij zouden zijn opgegaan
- jullie zouden zijn opgegaan
- zij zouden zijn opgegaan
Conditional perfect
- I would have counted
- you would have counted
- he/she/it would have counted
- we would have counted
- you would have counted
- they would have counted
Imperatief
- jij ga op
- jullie gaat op
Imperative
- you count
- you count