Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik haal op
  • jij haalt op
  • hij/zij/het haalt op
  • wij halen op
  • jullie halen op
  • zij halen op

Present

  • I inhale
  • you inhale
  • he/she/it inhales
  • we inhale
  • you inhale
  • they inhale

Onvoltooid verleden tijd

  • ik haalde op
  • jij haalde op
  • hij/zij/het haalde op
  • wij haalden op
  • jullie haalden op
  • zij haalden op

Simple past

  • I inhaled
  • you inhaled
  • he/she/it inhaled
  • we inhaled
  • you inhaled
  • they inhaled

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb opgehaald
  • jij hebt opgehaald
  • hij/zij/het heeft opgehaald
  • wij hebben opgehaald
  • jullie hebben opgehaald
  • zij hebben opgehaald

Present perfect

  • I have inhaled
  • you have inhaled
  • he/she/it has inhaled
  • we have inhaled
  • you have inhaled
  • they have inhaled

Voltooid verleden tijd

  • ik had opgehaald
  • jij had opgehaald
  • hij/zij/het had opgehaald
  • wij hadden opgehaald
  • jullie hadden opgehaald
  • zij hadden opgehaald

Past perfect

  • I had inhaled
  • you had inhaled
  • he/she/it had inhaled
  • we had inhaled
  • you had inhaled
  • they had inhaled

Toekomende tijd I

  • ik zal ophalen
  • jij zult ophalen
  • hij/zij/het zal ophalen
  • wij zullen ophalen
  • jullie zullen ophalen
  • zij zullen ophalen

Future

  • I will inhale
  • you will inhale
  • he/she/it will inhale
  • we will inhale
  • you will inhale
  • they will inhale

Toekomende tijd II

  • ik zal opgehaald hebben
  • jij zult opgehaald hebben
  • hij/zij/het zal opgehaald hebben
  • wij zullen opgehaald hebben
  • jullie zullen opgehaald hebben
  • zij zullen opgehaald hebben

Future perfect

  • I will have inhaled
  • you will have inhaled
  • he/she/it will have inhaled
  • we will have inhaled
  • you will have inhaled
  • they will have inhaled

Conditionalis I

  • ik zou ophalen
  • jij zou ophalen
  • hij/zij/het zou ophalen
  • wij zouden ophalen
  • jullie zouden ophalen
  • zij zouden ophalen

Conditional present

  • I would inhale
  • you would inhale
  • he/she/it would inhale
  • we would inhale
  • you would inhale
  • they would inhale

Conditionalis II

  • ik zou hebben opgehaald
  • jij zou hebben opgehaald
  • hij/zij/het zou hebben opgehaald
  • wij zouden hebben opgehaald
  • jullie zouden hebben opgehaald
  • zij zouden hebben opgehaald

Conditional perfect

  • I would have inhaled
  • you would have inhaled
  • he/she/it would have inhaled
  • we would have inhaled
  • you would have inhaled
  • they would have inhaled

Imperatief

  • jij haal op
  • jullie haalt op

Imperative

  • you inhale
  • you inhale

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van ophalen