Vervoeging van opkopen

Vertaling: accaparrare

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik koop op
  • jij koopt op
  • hij/zij/het koopt op
  • wij kopen op
  • jullie kopen op
  • zij kopen op

Presente

  • io accaparro
  • tu accaparri
  • lui/lei/Lei accaparra
  • noi accaparriamo
  • voi/Voi accaparrate
  • loro/Loro accaparrano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik kocht op
  • jij kocht op
  • hij/zij/het kocht op
  • wij kochten op
  • jullie kochten op
  • zij kochten op

Imperfetto

  • io accaparravo
  • tu accaparravi
  • lui/lei/Lei accaparrava
  • noi accaparravamo
  • voi/Voi accaparravate
  • loro/Loro accaparravano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb opgekocht
  • jij hebt opgekocht
  • hij/zij/het heeft opgekocht
  • wij hebben opgekocht
  • jullie hebben opgekocht
  • zij hebben opgekocht

Passato prossimo

  • io ho accaparrato
  • tu hai accaparrato
  • lui/lei/Lei ha accaparrato
  • noi abbiamo accaparrato
  • voi/Voi avete accaparrato
  • loro/Loro hanno accaparrato

Voltooid verleden tijd

  • ik had opgekocht
  • jij had opgekocht
  • hij/zij/het had opgekocht
  • wij hadden opgekocht
  • jullie hadden opgekocht
  • zij hadden opgekocht

Trapassato prossimo

  • io avevo accaparrato
  • tu avevi accaparrato
  • lui/lei/Lei aveva accaparrato
  • noi avevamo accaparrato
  • voi/Voi avevate accaparrato
  • loro/Loro avevano accaparrato

Toekomende tijd I

  • ik zal opkopen
  • jij zult opkopen
  • hij/zij/het zal opkopen
  • wij zullen opkopen
  • jullie zullen opkopen
  • zij zullen opkopen

Futuro semplice

  • io accaparrerò
  • tu accaparrerai
  • lui/lei/Lei accaparrerà
  • noi accaparreremo
  • voi/Voi accaparrerete
  • loro/Loro accaparreranno

Toekomende tijd II

  • ik zal opgekocht hebben
  • jij zult opgekocht hebben
  • hij/zij/het zal opgekocht hebben
  • wij zullen opgekocht hebben
  • jullie zullen opgekocht hebben
  • zij zullen opgekocht hebben

Futuro anteriore

  • io avrò accaparrato
  • tu avrai accaparrato
  • lui/lei/Lei avrà accaparrato
  • noi avremo accaparrato
  • voi/Voi avrete accaparrato
  • loro/Loro avranno accaparrato

Conditionalis I

  • ik zou opkopen
  • jij zou opkopen
  • hij/zij/het zou opkopen
  • wij zouden opkopen
  • jullie zouden opkopen
  • zij zouden opkopen

Condizionale presente

  • io accaparrerei
  • tu accaparreresti
  • lui/lei/Lei accaparrerebbe
  • noi accaparreremmo
  • voi/Voi accaparrereste
  • loro/Loro accaparrerebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben opgekocht
  • jij zou hebben opgekocht
  • hij/zij/het zou hebben opgekocht
  • wij zouden hebben opgekocht
  • jullie zouden hebben opgekocht
  • zij zouden hebben opgekocht

Condizionale passato

  • io avrei accaparrato
  • tu avresti accaparrato
  • lui/lei/Lei avrebbe accaparrato
  • noi avremmo accaparrato
  • voi/Voi avreste accaparrato
  • loro/Loro avrebbero accaparrato

Imperatief

  • jij koop op
  • jullie koopt op

Imperativo

  • tu accaparra
  • voi/Voi accaparrate

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van opkopen