Vervoeging van oplichten

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik licht op
  • jij licht op
  • hij/zij/het licht op
  • wij lichten op
  • jullie lichten op
  • zij lichten op

Present

  • I brighten
  • you brighten
  • he/she/it brightens
  • we brighten
  • you brighten
  • they brighten

Onvoltooid verleden tijd

  • ik lichtte op
  • jij lichtte op
  • hij/zij/het lichtte op
  • wij lichtten op
  • jullie lichtten op
  • zij lichtten op

Simple past

  • I brightened
  • you brightened
  • he/she/it brightened
  • we brightened
  • you brightened
  • they brightened

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb opgelicht
  • jij hebt opgelicht
  • hij/zij/het heeft opgelicht
  • wij hebben opgelicht
  • jullie hebben opgelicht
  • zij hebben opgelicht

Present perfect

  • I have brightened
  • you have brightened
  • he/she/it has brightened
  • we have brightened
  • you have brightened
  • they have brightened

Voltooid verleden tijd

  • ik had opgelicht
  • jij had opgelicht
  • hij/zij/het had opgelicht
  • wij hadden opgelicht
  • jullie hadden opgelicht
  • zij hadden opgelicht

Past perfect

  • I had brightened
  • you had brightened
  • he/she/it had brightened
  • we had brightened
  • you had brightened
  • they had brightened

Toekomende tijd I

  • ik zal oplichten
  • jij zult oplichten
  • hij/zij/het zal oplichten
  • wij zullen oplichten
  • jullie zullen oplichten
  • zij zullen oplichten

Future

  • I will brighten
  • you will brighten
  • he/she/it will brighten
  • we will brighten
  • you will brighten
  • they will brighten

Toekomende tijd II

  • ik zal opgelicht hebben
  • jij zult opgelicht hebben
  • hij/zij/het zal opgelicht hebben
  • wij zullen opgelicht hebben
  • jullie zullen opgelicht hebben
  • zij zullen opgelicht hebben

Future perfect

  • I will have brightened
  • you will have brightened
  • he/she/it will have brightened
  • we will have brightened
  • you will have brightened
  • they will have brightened

Conditionalis I

  • ik zou oplichten
  • jij zou oplichten
  • hij/zij/het zou oplichten
  • wij zouden oplichten
  • jullie zouden oplichten
  • zij zouden oplichten

Conditional present

  • I would brighten
  • you would brighten
  • he/she/it would brighten
  • we would brighten
  • you would brighten
  • they would brighten

Conditionalis II

  • ik zou hebben opgelicht
  • jij zou hebben opgelicht
  • hij/zij/het zou hebben opgelicht
  • wij zouden hebben opgelicht
  • jullie zouden hebben opgelicht
  • zij zouden hebben opgelicht

Conditional perfect

  • I would have brightened
  • you would have brightened
  • he/she/it would have brightened
  • we would have brightened
  • you would have brightened
  • they would have brightened

Imperatief

  • jij licht op
  • jullie licht op

Imperative

  • you brighten
  • you brighten

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van oplichten