Vervoeging van opslorpen

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik slorp op
  • jij slorpt op
  • hij/zij/het slorpt op
  • wij slorpen op
  • jullie slorpen op
  • zij slorpen op

Présent

  • je captive
  • tu captives
  • il/elle captive
  • nous captivons
  • vous captivez
  • ils/elles captivent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik slorpte op
  • jij slorpte op
  • hij/zij/het slorpte op
  • wij slorpten op
  • jullie slorpten op
  • zij slorpten op

Indicatif imparfait

  • je captivais
  • tu captivais
  • il/elle captivait
  • nous captivions
  • vous captiviez
  • ils/elles captivaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb opgeslorpt
  • jij hebt opgeslorpt
  • hij/zij/het heeft opgeslorpt
  • wij hebben opgeslorpt
  • jullie hebben opgeslorpt
  • zij hebben opgeslorpt

Indicatif passé composé

  • j'ai captivé
  • tu as captivé
  • il/elle a captivé
  • nous avons captivé
  • vous avez captivé
  • ils/elles ont captivé

Voltooid verleden tijd

  • ik had opgeslorpt
  • jij had opgeslorpt
  • hij/zij/het had opgeslorpt
  • wij hadden opgeslorpt
  • jullie hadden opgeslorpt
  • zij hadden opgeslorpt

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais captivé
  • tu avais captivé
  • il/elle avait captivé
  • nous avions captivé
  • vous aviez captivé
  • ils/elles avaient captivé

Toekomende tijd I

  • ik zal opslorpen
  • jij zult opslorpen
  • hij/zij/het zal opslorpen
  • wij zullen opslorpen
  • jullie zullen opslorpen
  • zij zullen opslorpen

Indicatif futur

  • je captiverai
  • tu captiveras
  • il/elle captivera
  • nous captiverons
  • vous captiverez
  • ils/elles captiveront

Toekomende tijd II

  • ik zal opgeslorpt hebben
  • jij zult opgeslorpt hebben
  • hij/zij/het zal opgeslorpt hebben
  • wij zullen opgeslorpt hebben
  • jullie zullen opgeslorpt hebben
  • zij zullen opgeslorpt hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai captivé
  • tu auras captivé
  • il/elle aura captivé
  • nous aurons captivé
  • vous aurez captivé
  • ils/elles auront captivé

Conditionalis I

  • ik zou opslorpen
  • jij zou opslorpen
  • hij/zij/het zou opslorpen
  • wij zouden opslorpen
  • jullie zouden opslorpen
  • zij zouden opslorpen

Conditionnel présent

  • je captiverais
  • tu captiverais
  • il/elle captiverait
  • nous captiverions
  • vous captiveriez
  • ils/elles captiveraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben opgeslorpt
  • jij zou hebben opgeslorpt
  • hij/zij/het zou hebben opgeslorpt
  • wij zouden hebben opgeslorpt
  • jullie zouden hebben opgeslorpt
  • zij zouden hebben opgeslorpt

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais captivé
  • tu aurais captivé
  • il/elle aurait captivé
  • nous aurions captivé
  • vous auriez captivé
  • ils/elles auraient captivé

Imperatief

  • jij slorp op
  • jullie slorpt op

Impératif

  • tu captive
  • vous captivez

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van opslorpen