Vervoeging van opzouten

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik zout op
  • jij zout op
  • hij/zij/het zout op
  • wij zouten op
  • jullie zouten op
  • zij zouten op

Present

  • I dismiss
  • you dismiss
  • he/she/it dismisses
  • we dismiss
  • you dismiss
  • they dismiss

Onvoltooid verleden tijd

  • ik zoutte op
  • jij zoutte op
  • hij/zij/het zoutte op
  • wij zoutten op
  • jullie zoutten op
  • zij zoutten op

Simple past

  • I dismissed
  • you dismissed
  • he/she/it dismissed
  • we dismissed
  • you dismissed
  • they dismissed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb opgezouten
  • jij hebt opgezouten
  • hij/zij/het heeft opgezouten
  • wij hebben opgezouten
  • jullie hebben opgezouten
  • zij hebben opgezouten

Present perfect

  • I have dismissed
  • you have dismissed
  • he/she/it has dismissed
  • we have dismissed
  • you have dismissed
  • they have dismissed

Voltooid verleden tijd

  • ik had opgezouten
  • jij had opgezouten
  • hij/zij/het had opgezouten
  • wij hadden opgezouten
  • jullie hadden opgezouten
  • zij hadden opgezouten

Past perfect

  • I had dismissed
  • you had dismissed
  • he/she/it had dismissed
  • we had dismissed
  • you had dismissed
  • they had dismissed

Toekomende tijd I

  • ik zal opzouten
  • jij zult opzouten
  • hij/zij/het zal opzouten
  • wij zullen opzouten
  • jullie zullen opzouten
  • zij zullen opzouten

Future

  • I will dismiss
  • you will dismiss
  • he/she/it will dismiss
  • we will dismiss
  • you will dismiss
  • they will dismiss

Toekomende tijd II

  • ik zal opgezouten hebben
  • jij zult opgezouten hebben
  • hij/zij/het zal opgezouten hebben
  • wij zullen opgezouten hebben
  • jullie zullen opgezouten hebben
  • zij zullen opgezouten hebben

Future perfect

  • I will have dismissed
  • you will have dismissed
  • he/she/it will have dismissed
  • we will have dismissed
  • you will have dismissed
  • they will have dismissed

Conditionalis I

  • ik zou opzouten
  • jij zou opzouten
  • hij/zij/het zou opzouten
  • wij zouden opzouten
  • jullie zouden opzouten
  • zij zouden opzouten

Conditional present

  • I would dismiss
  • you would dismiss
  • he/she/it would dismiss
  • we would dismiss
  • you would dismiss
  • they would dismiss

Conditionalis II

  • ik zou hebben opgezouten
  • jij zou hebben opgezouten
  • hij/zij/het zou hebben opgezouten
  • wij zouden hebben opgezouten
  • jullie zouden hebben opgezouten
  • zij zouden hebben opgezouten

Conditional perfect

  • I would have dismissed
  • you would have dismissed
  • he/she/it would have dismissed
  • we would have dismissed
  • you would have dismissed
  • they would have dismissed

Imperatief

  • jij zout op
  • jullie zout op

Imperative

  • you dismiss
  • you dismiss

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van opzouten