Engels

Nederlands

Present

  • he/she/it pecks
  • they peck

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het mauwt
  • zij mauwen

Simple past

  • he/she/it pecked
  • they pecked

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het mauwde
  • zij mauwden

Present perfect

  • he/she/it has pecked
  • they have pecked

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gemauwd
  • zij hebben gemauwd

Past perfect

  • he/she/it had pecked
  • they had pecked

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gemauwd
  • zij hadden gemauwd

Future

  • he/she/it will peck
  • they will peck

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal mauwen
  • zij zult mauwen

Future perfect

  • he/she/it will have pecked
  • they will have pecked

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gemauwd hebben
  • zij zult gemauwd hebben

Conditional present

  • he/she/it would peck
  • they would peck

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal mauwen
  • zij zullen mauwen

Conditional perfect

  • he/she/it would have pecked
  • they would have pecked

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben gemauwd
  • zij zullen hebben gemauwd

Verwijzingen

Bekijk 6 definitie(s) van peck